zondag 20 oktober 2019

Camouflage geeft kleur!


Het is vrij algemeen bekend dat mensen in het dagelijks verkeer niet laten zien wie ze ten diepste zijn.
Om de een of andere reden is het bon ton om je anders voor te doen dan je bent (zie Instagram) of toch minimaal te verbergen wat er ook in je leven gaande is (zie Facebook).

Ik heb dat persoonlijk nooit zo goed begrepen.
Tot mijn 43e levensjaar heb ik me er over verwonderd en verbaasd en er mijn eigen plan in getrokken. Ik had geen geheimen. Ik hield ook niets geheim. Ik gedroeg me als een open boek.

Pas toen ik op mijn 43e een diagnose kreeg, de alom gevreesde diagnose 'autisme' (details laat ik weg, die zijn voor mijn betoog irrelevant), begon ik me te realiseren dat ik niet zozeer een andere mening had dan de rest van de mensheid, maar dat ik domweg anders in elkaar steek.
Aanvankelijk leverde dat een zeer verwarrende periode op. Wat ik als normaal beschouwde bleek mijn bijzondere afwijkende eigen manier van zijn te zijn. Ik kon werkelijk niet verwachten van mensen dat ze mij zouden begrijpen, want ik was de afwijking, niet zij.
Ik merkte meer en meer dat het me in een vaag soort isolement begon te plaatsen. Hoe meer ik begreep hoe ik functioneren kan als mijzelf, hoe meer ik ontdekte dat mensen anders zijn dan ik en dat ik de aansluiting nog steeds miste, nu niet omdat ik hen niet kon overtuigen, maar omdat ik gewoon niet ben zoals zij en zij mij echt niet kunnen volgen in hoe ik ben.

Dit klinkt nog vrij abstract en ik wil proberen het concreter te maken.
Gisteravond zag ik een film. Identiy thief.
Die film liet me iets zien dat ik me al langere tijd bewust ben, maar nog niet echt taal voor gevonden had.

Er is in die film een schitterende scène waarbij de vrouwelijke hoofdpersoon een bullshit verhaal ophangt over de mannelijke hoofdpersoon om op die manier een fijne plek in een restaurant te regelen. Dan gooit ze er bij het bestellen nog een hele schep (een kruiwagen vol scheppen) bovenop door het drama nog verder uit te vergroten. Ze gaat volledig in een begripvolle slachtofferrol zitten en weet daarmee de sympathie van de serveerster te wekken, die haar uiteindelijk geheel gratis een bord vol eten bezorgt.
De scène zien maakt het echt heel leuk. Dus hier de link: https://www.youtube.com/watch?v=mszPMVP_qcw

Wat me frappeerde in de scène was niet wat de dame deed. Ik vond dat zeer komisch en kon me prima voorstellen dat ze in haar omstandigheden deze rol koos. Ze liet zich volledig gaan en toonde met verve een beeld van zichzelf dat alle voorspelbare karikaturale beelden over haar niet alleen onderstreepte, maar ook nog eens uitvergrootte en zo inzichtelijk maakte hoe karikaturale beelden ook in je voordeel uit kunnen pakken, als je er 'mee speelt'.

Wat me wel frappeerde was de tekst die de man als reactie gaf. Hij zei: "You are breaking the rules. Society can't function without rules."

Die uitspraak haakte ergens in mijn hoofd bij gedachten die ik al langere tijd heb.

Autisten staan er om bekend dat ze hun autisme camoufleren.
Dat kan zo zijn.
Maar in feite is dat niet wat ze doen.
Ik zag de dame in de film niet camoufleren wie ze was. Ik zag haar zeer uitvoerig tentoonstellen wie ze was. Ze liet zich volledig gaan in een rol die haar letterlijk op het lijf geschreven was. Het leverde haar ook nog een beloning op die voldeed aan haar behoefte van dat moment. Ze kwam volledig voor zichzelf op door hartelijk de vermeende slachtofferrol te omhelzen.
En wat is de reactie van haar tegenspeler: je houdt je niet aan de regels.

Deze dame had totaal lak aan de regels. Ze bepaalde haar eigen regels. Omdat ze gemerkt had dat de wereld haar binnen de regels die bestaan alleen maar narigheid bezorgde. En omdat ze ook gemerkt had dat de regels naar haar hand zetten haar een veel leuker leven gaf.

Gaandeweg de film komen beide spelers nader tot elkaar en begrijpen beter en beter hoe de wereld er volgens de ander uitziet en hoezeer ze het zelf misschien niet helemaal goed gezien hebben. Er ontstaat wederzijds begrip en daaruit voortvloeiend zelfs bij beiden ander gedrag.

Dat laatste is mijn hoop voor iedereen met autisme. Dat we er als samenleving in gaan slagen om te genieten van het anderszijn van de ander en er zelf ons voordeel mee gaan doen.
Want het doet er niet toe of iemand camoufleert. Het doet er veel meer toe welke kleur we in het leven de hoofdrol laten spelen.

Is dat het saaie grijze grauwe bestaan van de man die zich houdt aan de regels en daar hoge ogen mee scoort omdat hij opgemerkt wordt in zijn trouw aan het net genoeg buigen van de regels om er voordeel mee te behalen?

Of is dat het kleurrijke bestaan van de vrouw die lak heeft aan alle regels en binnen het systeem haar weg weet te vinden die haar en uitsluitend haar een gevoel van er bij kunnen horen bezorgt, ook al breekt ze daarmee regels die haar uiteindelijk wel degelijk binnen de regels van het systeem op zullen breken?

Ik denk zelf dat voor veel autisten de weg van de vrouw hun verlangen is, terwijl de weg van de man hun realiteit is.

Ga deze film zien als je wil snappen hoe camoufleren het meest kleurrijke zijn kan dat je doet.

Ik loop sinds enige maanden overal op blote voeten.
Mijn kleurrijke ontduiking van de regels van deze wereld.

Soms word ik met bewondering of toch zeker positiviteit benaderd.
Soms word mij benadrukt dat ik me niet aan de regels hou.
Zelden laten mensen het gewoon voor wat het is. Iemand die op blote voeten loopt, nou en.

Ik camoufleer met mijn blote voeten mijn autisme. Want dankzij mijn blote voeten kan ik de prikkels van alledag beter verwerken. Spanning vloeit weg via mijn voetzolen. De realiteit kan ik beter beleven als ik die ook voel. De grond onder mijn voeten voorkomt dat ik verdwijn in mijn hoofd en daarmee alle contact met de realiteit verlies. Want mijn hoofd kan op hol slaan, met me aan de loop gaan, me daar brengen waar ik niet zijn wil en zeker niet thuishoor.
Om mijn hoofd gezond te houden ontbloot ik mijn voeten.
Kleurrijk zijn ze niet, al worden ze onderhand wel bruiner dan de benen erboven.

Camoufleren is een keuze. De vraag is wat we in feite aan het camoufleren zijn. Onszelf? Of de regels van de wereld?

vrijdag 11 oktober 2019

Glijdende schalen

Twee dagen geleden schreef ik in volledige overprikkeling (nou ja, het hoogtepunt was net voorbij, ik ging alweer de goede kant op) een tekst over overprikkeling.
Vandaag schreef ik een tekst over wachten.

En hoewel het een en het ander los van elkaar bestaan zie ik intussen ook een verband en dat lijkt me de moeite van het benoemen en beschrijven waard.

Ik hou enorm van analyseren. Het is mijn liefste bezigheid, omdat het verveling tegengaat, omdat het me iets te doen geeft en ook omdat het me inzichten biedt die ik zonder mijn oneindige analyses nooit verworven zou hebben.
Analyseren van mijn eigen innerlijke denkprocessen is dan ook een dagelijkse activiteit waar ik me al zolang als ik me heugen kan onledig mee hou.
Ik denk na over wat ik denk, opdat wat ik denk voor mij in ieder geval logisch consistent blijft en ik me er een voorstelling van maken kan die me taal geeft om er ook met anderen over te kunnen communiceren op een wijze die hen en mij iets bieden kan dat alleen en uitsluitend door mijn grondige analyseren naar buiten kon komen.
Ik word blij van mijn eigen analytisch vermogen. En merk vaak dat anderen mijn degelijke zelfanalyses herkennen in hun eigen denken over zichzelf. Dat maakt dat ik meen dat ik ook wel enige opmerkingen kan maken die mijn persoonlijke ervaringen naar het niveau 'dit kan voor meer mensen met autisme gelden' kan tillen.

Ik ontdekte de afgelopen dagen dat er een zekere opheldering in mijn hoofd plaatsvond. Waar ik vorige week enorm veel te doen had en afgelopen zaterdag enorm veel (deels nieuwe) informatie tot me nam was het logisch dat zondag een bijkomdag zou worden. Ik had niet gerekend op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag als extra bijkomdagen.
Maar dat kan gebeuren, soms schat je bezigheden als minder belastend in dan ze blijken te zijn. En de bijkomende omstandigheden van een niet volgens plan verlopen terugreis joegen me totaal over mijn ingeschatte taks van haalbaarheid, dus dat de bijkomtijd langer was leek achteraf bezien logisch.

Toch zie ik nu ik schreef over wachten nog een factor die ik over het hoofd gezien had. De factor wachten. Ik wacht namelijk al geruime tijd op een aantal zaken. Die zijn voor dit verband niet relevant, maar slokken wel energie op en maken mijn overschot tot een klein tekort.

Ik begin nu een glijdende schaal waar te nemen in mijzelf.

Fase 1 is de fase waarin ik optimaal functioneer. Niets aan de hand, ik kan de hele wereld aan, zelfs nieuwe ervaringen en bezigheden heb ik ruimte voor.

Fase 2 is de fase waarin ik mijn agenda vol zie stromen. Nog niet veel aan de hand, maar wel in de gaten houden dat er ruimte blijft om bij te komen. Dit is een sterk aandachtspunt om alles goed vol te kunnen houden.

Fase 3 is de fase waarin mijn zorgvuldige plan van aanpak om problemen te voorkomen verstoord raakt door ongeplande activiteiten die noodzakelijk zijn om toe te voegen. Nu is bijkomtijd essentieel, maar is daar amper ruimte voor.

Fase 4 is de fase waarin naast een overload aan bezigheden, deels gepland, deels ongepland, een overvolle agenda met weinig bijkomtijd nog aangevuld wordt met het fenomeen wachten.
Dit wachten kan ook in fase 3 al een rol spelen en maakt fase 3 dan automatisch al tot fase 4. Wachten is namelijk een stressfactor.

Fase 5 is de fase waarin een al dan niet geplande bijkomdag zich onverhoopt vult met noodzakelijke ongeplande bezigheden. Nu is definitief de naderende overprikkeling omgezet in definitieve overprikkeling die nogal wat ruimte zal gaan vragen om weer te verdwijnen.

Fase 6 is de fase waarin de dagen verglijden en tijdloos lijken te zijn, omdat overleven de enige mogelijkheid nog is. Nu is overprikkeling in het stadium dat 'help' roepen te zwaar is en 'stop' zeggen onmogelijk, terwijl juist die twee woorden de status quo goed weergeven. Er zou help en stop moeten klinken, opdat iemand hulp kan bieden of de ingezette activiteiten stop kan helpen zetten.

Fase 7 is de fase waarin er langzamerhand wat ademruimte ontstaat, omdat door extra uren slaap en zo min mogelijk bezigheden de overprikkeling af begint te nemen.

Fase 8 is de fase waarin vanuit de ontstane ademruimte weer langzaam het voelen haar intrede doet en er daardoor weer nieuwe overprikkeling kan dreigen, die afgewend kan worden door de gevoelens toe te laten en te voelen en voorzover mogelijk om te zetten in geschreven tekst, zodat de voellast buiten het eigen hoofd kan komen te liggen. Letterlijk, geschreven tekst kun je immers 'naast je neerleggen'.

Fase 9 is de fase waarin het wachten dat fase 3 in fase 4 liet overgaan weer ervaren kan worden als een belastend element dat de overprikkeling versnelde en verhevigde en verlengde.
Deze fase is de fase van hernieuwd inzicht over het eigen functioneren. Oude inzichten borrelen weer naar boven, kennis wordt weer van passieve kennis parate kennis en er komt meer lucht in het analytisch denkvermogen. De lucht klaart op.

Fase 10 is de fase waarin de afwachtende gelatenheid definitief achtergelaten kan worden en er weer ruimte ontstaat om nieuwe dingen toe te laten. Niet in een te snel tempo, want een terugval naar een eerdere fase dreigt nog.

En als die cyclus geheel doorlopen is (een tijdspad is er niet voor aan te geven, dit kan gaan over vele maanden, vele weken, een paar dagen of slechts een paar uur) komt er weer ruimte voor de volgende cyclus.

Het is mogelijk om fase 1 en fase 2 voort te laten duren. Maar vaak is daarvoor nodig dat fase 3 tot en met 10 heel snel via analyse doorlopen worden.
Dat vergt denkwerk.
Dat kost energie.
En komt er teveel fase 3 om de hoek kijken dan is het vrijwel onontkoombaar dat de vervolgfases veel tijd in beslag gaan nemen.

Ik ben zeer benieuwd naar jullie reacties op deze tekst!
Herkent iemand zich in deze beschrijving? Heb je aanvullingen vanuit je eigen ervaringen? Opmerkingen ter verbetering van mijn zelfanalyse?
Ik zie er naar uit! (bevind me intussen in fase 10)

Wachten, maar waarop?

Wachten hoort bij het leven, ik weet het. Maar als er iets is waar ik een hartgrondige hekel aan heb dan is het wel aan wachten.

Je hebt het normale wachten. Wachten tot je ei hard genoeg gekookt is (daar kan een kookwekker uitkomst bieden), wachten tot je favoriete televisieprogramma begint (ja, ik ben nog uit die tijd), wachten tot de bus komt (de letterlijke minuut van vertrek kun je niet vanuit gaan, je moet er echt te vroeg al staan).

Dan heb je het redelijk normale wachten. Wachten tot je aan de beurt bent bij de kassa, het wachtkamerwachten, wachten tot je doorverbonden wordt aan de telefoon (een extra reden om een hekel aan bellen te hebben), wachten op de komst van de volgende aflevering van het feuilleton in de krant (grapje, ik hou van ouderwetserige voorbeelden).

En dan is er het ongrijpbare wachten. Wachten tot de zon gaat schijnen, wachten tot dat aangekondigde product echt gelanceerd gaat worden, wachten tot het warm genoeg is om in de tuin te werken.

Al dat soort wachten verdraag ik. Omdat ik me er zeer van bewust ben dat ieder mens er in meer of mindere mate mee te maken krijgt. Dat wachten verontrust me niet, verstoort me niet, houdt me niet in wachten gevangen.
Er is heel ander wachten dat dat wel doet. Me gevangen zet in de wachtstand. En me ervan weerhoudt om dingen te doen. Of me ervan weerhoudt om keuzes te maken. Of me ervan weerhoudt om door te gaan met wat ik aan het doen was.

Dat kan klein wachten zijn, van het type je belt een instantie, de persoon in kwestie is even onbereikbaar en ze vragen je of je teruggebeld kan worden. In je onschuld reageer je primair met ja, zonder te beseffen dat dat tot gevolg gaat hebben dat als het telefoontje niet binnen tien minuten volgt je in de wachtstand terecht zult komen tot het telefoontje geweest is. Soms pas dagen later......want ja, soms wordt zo'n terugbeltelefoontje uitgesteld of domweg over het hoofd gezien. En jij maar wachten......
Dat kleine wachten kan ik meestal parkeren ergens in mijn achterhoofd, alwaar het zich redelijk laat negeren zolang het het enige wachten is dat op dat moment in mijn hoofd rondzingt.

Het kan ook gemiddeld wachten zijn, van het type je hebt je ergens aangemeld, komt op een wachtlijst terecht en zult over een x-aantal weken opgeroepen worden. Dat type wachten is onrustig wachten vanaf het punt dat de x-aantal weken bijna of algeheel verstreken zijn. Elk moment kan immers de oproep komen, maar wanneer exact? Die onrust komt vaak niet terecht in mijn achterhoofd. Die onrust is meer als een dreinend kind dat aandacht blijft vragen, ook al heb je al tienduizend keer gezegd dat het kind 'even moet wachten'.

En dan is er het grote wachten, van het type dat je er enige spanning bij ervaart omdat er iets afhangt van dat waar je op wacht. Een verlossend telefoontje over een uitslag van een medisch onderzoek. Een bericht waaruit blijkt of je inderdaad de uitverkoren kandidaat bent voor iets waar je je voor aangemeld had. Een brief die je vertelt of je nu wel of niet dat bedrag gaat ontvangen waar je naar grote waarschijnlijkheid recht op hebt. De komst van de persoon die je zal helpen met stappen die voor jou toekomstbepalend zijn.
Dat grote wachten kan kortdurend zijn en is dan nog wel te verdragen. Maar naarmate de tijd verstrijkt en de gedachten dus alle facetten van alle mogelijke uitkomsten hebben kunnen doordenken en om en om kunnen keren en van alle richtingen hebben kunnen bestuderen en ook nog eens er tijd ontstond om meer onderzoek te doen en nog meer facetten te ontdekken van dat waarop gewacht wordt, betekent dit type wachten een totale verstoring van het dagelijkse bestaan.

Wachten van deze laatste drie types kunnen ook tegelijkertijd voorkomen. Dan is het helemaal zaak om te zorgen voor geplande dwingende bezigheden, omdat anders het wachten de nieuwe daginvulling geworden is en in afwachting van het verlossende moment er helemaal niets meer mogelijk is.
Geen ruimte om 'even de afwas te doen', want het kan zijn dat je dan met natte handen je mobiele telefoon aan moet nemen en dat gaat niet lukken en dan ben je te laat met opnemen en dan zul je zien dat ze nooit meer terugbellen en dat je alsnog van niets weet en het wachten nog langer gaat duren en je zelf actie moet gaan ondernemen om uit je impasse te komen en dat kun je helemaal niet want bellen is ingewikkeld als er zoveel van af kan hangen. En dus laat je de afwas maar staan. In ieder geval tijdens kantooruren!
Geen ruimte om een verfrissende wandeling te maken, want het kan zijn dat je dan je telefoon niet hoort of niet snel genoeg uit je zak kunt toveren om tijdig op te nemen en dan dus wederom het telefoontje missen zult en in het ongewisse zult blijven, nu ook nog met zelfverwijt omdat je zo onhandig met je telefoon omging en natuurlijk niet naar buiten had moeten gaan, want je had wel op voorhand kunnen weten dat uitgerekend dan het telefoontje komen zou, want dat gebeurt altijd dat mensen bellen als het totaal niet uitkomt. En dus blijf je binnen zitten. Ook al is het geschikt weer om te wandelen en ben je hard toe aan een frisse wind door je haar en een frisse neus om de zinnen te verzetten.
Geen ruimte ook om te plannen, want omdat het telefoontje invloed kan hebben op dingen die je doen moet is het echt nodig dat eerst dat telefoontje plaatsvindt en je pas daarna de indeling maken kunt om de juiste dingen in de juiste volgorde aan te pakken.

Wachten verlamt me. Wachten zet me klem. Wachten stoort mijn dagelijks bestaan. Wachten maakt me wanhopig. Wachten vreet me op. Wachten ontmoedigt me. Wachten is een van de ergste dingen die me overkomen kan.

Dus neem ik in de gebruikelijke situaties die iedereen overkomen kan mijn maatregelen. Zorg ik dat ik iets te doen heb. Dat kan een boek zijn dat ik aan het lezen ben. Dat kan mijn telefoon zijn, die me mogelijkheden biedt voor sociale interactie via tekst.

In de ongebruikelijke wachtsituaties echter heb ik het grote probleem dat mijn strategie niet werkt. Die wordt dan namelijk mijn nieuwe daginvulling.
Dan zit ik hele dagen achter mijn pc of telefoon mijn tijd te vullen met 'wachtbezigheden'.

Ik vind dat zelf hoogst vervelend. Heb er bij anderen evenzeer een hekel aan als ze onaanspreekbaar op hun telefoon hangen en/of achter hun laptop bezig zijn. Ik heb ook liever gewoon contact met mensen. Ik zou ook liever zelf doorgaan met bezigheden die mijn keuze zijn en waar ik me met plezier mee bezighoud. Taken die er liggen en gedaan moeten worden. Of taken die ik mijzelf opleg omdat ik er een doel mee hoop te bereiken. Of leuke dingen die ik bedacht heb om te doen.
Ik heb er alle tijd voor als ik in de wachtstand sta.
Maar juist in de wachtstand kom ik tot niets.

Dus ja, in het leven hoort wachten erbij. Maar als je autisme hebt en in elkaar zit zoals ik, dan is wachten een dramatische toestand die zoveel mogelijk vermeden dient te worden.

Het is dan ook niet voor niets dat ik er om bekend sta dat ik overal op het nippertje of net over het nippertje aankom en met enige regelmaat door mijn hyperstiptheid anderen (even) moet laten wachten.
Het spijt me.
Ik hoop dat je voortaan snapt dat ik niet anders kan.
Anders ga ik wachten, maar waarop?

woensdag 9 oktober 2019

O v e r prikkeld

Er zijn van die woorden die helder lijken als je ze uitspreekt 'overprikkeld' is er zo eentje. Iedereen snapt je als je het noemt. Iedereen heeft er een idee bij, een voorstelling van.

Toch vind ik zelf dat hele begrip overprikkeld nogal een vaag en onduidelijk iets. Omdat het vaak niet gaat over een reactie op een verschijnsel of gebeurtenis, maar gaat over een staat van zijn die dagen of nog langer aan kan houden.

Ik bevind me bijvoorbeeld op dit moment in een heftige staat van overprikkeling.
En omdat ik in het hier en nu het beste weer kan geven wat dingen voor mij betekenen heb ik bedacht er nu eens iets over te noteren dat me op dit moment aan mijzelf is opgevallen.

Ten eerste ben ik al een paar dagen, sinds het zaterdag avond na een dag bij Autminds en autopech op de weg naar huis begonnen is, vrijwel voortdurend op twee plekken te vinden: mijn bed of mijn laptop/telefoon (ervaar ik als synoniem in dit geval).
Ik heb in de afgelopen dagen heel veel gesprekken gevoerd, via tekst.
Gesprekken in de openbaarheid van twitter. In de groepsvorming van Facebook. In de timeline van Linkedin. En in gesprekjes op mijn FB timeline.
Die gaan me goed af, die gesprekken. Omdat ze gaan over zaken waar ik al veel en vaak over heb nagedacht en waarvan ik weet hoe ik er over denk en ik dus in mijn reacties noteren kan wat ik al veel vaker heb gedacht of had kunnen denken. Het is herhaling van zetten die in mijn hoofd op vele manieren hebben plaatsgevonden. Ik ken mijn weg er. Ik voel me er in thuis. Het zijn klanken die ik ken, gesprekken die ik ken, dingen die ik aankan. Ook als ik overprikkeld ben.

Toch constateer ik in mijn teksten en dat brengt me bij het 'ten tweede', dat ik in die teksten van mij tamelijk recht toe recht aan redeneer. Geen ruimte heb voor zijsporen of kwinkslagen (tenzij al eerder gemaakte) en ook geen commentaar verdraag dat in mijn ogen kolder of onzin is. Ik ben stellig. Zeker van mijn zaak. Ronduit. Op het kortaffe af. Ik bevind me in twittertaal, ongeacht waar ik schrijf. Ik  maak korte en bondige zinnen. Ik doe alsof een half woord helder genoeg is. Ik heb weinig bijzinnen nodig. Geen ruimte voor. Geen energie voor. Geen zin in.
Tot  het gaat over iets dat me al veel langere tijd bezighoudt, dan merk ik dat ik de volzinnen al eerder gedacht heb en dus uit mijn pen kan laten vloeien alsof ik ze ter plekke aan het verzinnen ben, wat strikt genomen ook exact is wat ik doe, ter plekke een zin verzinnen en hardop uiten op een of ander sociaal medium waar ik me toevallig op dat moment bevind.

Ten derde merk ik dat ik me naar afspraken toe moet slepen en dolblij ben dat deze dagen in mijn agenda vrij leeg zijn. Het autogebeuren was een extra in mijn agenda dat maar amper gebolwerkt kon worden omdat ik overvol was en ben. In mijn hoofd dan. Niet in de agendatechnische zin.

Eergisteren (gisteren schreef ik, maar het was echt eergisteren) had ik om drie uur een afspraak (om duistere redenen verscheen hier het woord 'opdracht', gecorrigeerd nu), waarvoor ik omstreeks half  twee de deur uit wou gaan. Die afspraak nakomen was lastig. Ik was pas rond half elf wakker geworden, voelde me niet bepaald fit. Moest mezelf echt dwingen om op te staan van achter mijn laptop en de reis te aanvaarden.

Dat was eergisteren. Vandaag was er om half twee een afspraak, was ik wederom om half elf pas wakker en moest ik me om een uur zelfs nog aankleden. De afspraak was dit keer dicht bij huis en weinig belastend en van korte duur.
Ik dacht vanmorgen bij het ontwaken dat het nu vandaag wel weer ging met de overprikkeling. Maar dat was helemaal niet het geval.

Ik las mijzelf weer korte zinnen tikken. Ik zag mijzelf weer blijven zitten nadat ik water opgezet had om thee te maken en dat water aangegeven had dat het kookte (nou ja, de waterkoker gaf het aan).
Ik merkte het toen ik pas na een tijdje merkte dat mijn partner al een poos bezig was met het eten voor deze avond koken. Ik ben nog steeds enorm overprikkeld.

En waarom ga je dan niet weg bij die computer zou je je af kunnen vragen. Geeft die niet extra prikkels?
Ja en nee.
Ja, uiteraard, elke input via een beeldscherm is een prikkel. Alles wat ik lees kan duizenden associaties oproepen en me dus wederom prikkels bezorgen.
Toch overheerst nee.
Want wat de computer me biedt is een afgebakende wereld. Niet groter dan de stoel waar ik op zit en het scherm dat ik voor me zie.
En de computer biedt me veiligheid. Ik bepaal zelf wat ik wel of niet doe en kan alleen zelf zorgen voor teveel prikkels door de verkeerde dingen te gaan lezen. Ik kan kiezen voor de plek die me op dat moment het beste bevalt en hoef me weinig aan te trekken van de andere tabbladen die open staan. Ik bepaal. Niemand anders. Dat geeft een gevoel van rust.
En wat ook een groot voordeel is is dat ik nu in staat ben, na een paar dagen overprikkeling, om alles wat er in me rondborrelt en nog naar een eindpunt zocht, om te zetten in tekst die ergens over gaat. Deze tekst is er een voorbeeld van. Ik tikte er al meer de afgelopen dagen. Op diverse plekken. Ook in rechtstreekse berichten.
Een mail werkt ook prima als ik overprikkeld ben.

En wat totaal niet goed gaat? Schrijven in een chat met een persoon die om mijn aandacht verlegen zit.
Ik moet in overprikkelde toestand geen 1 op 1 gesprekken met vriendinnen die me nodig hebben aangaan. Ik reageer volkomen gevoelloos.
Ik zie het mezelf doen, maar kan mezelf niet 'aan' zetten. Het blijft gevoelloos. Ik heb geen ruimte om me in te leven in de (over?)gevoeligheden van anderen. Ik voel zelf amper wat ik voel. De afgelopen dagen had ik af en toe wat 'doorbraaktranen' die me in contact brachten met mijn diepste gevoelens, waar ik in overprikkelde toestand ruimte voor moet maken, maar juist niet kan.

Ik zoek het daarom af en toe op. Zing bewust mee met muziek die van alles losroept en ga vol mee in de tranen die opborrelen. Kijk bewust een tranentrekkende film en ga vol mee in de eigen emotie die opborrelt bij een gevoelige scène. En ik lees of herlees teksten waarvan ik weet dat ze mijn tranen kunnen bereiken.

Want gek genoeg helpen tranen om sneller uit de overprikkeldheid te kunnen treden. Tranen wrikken los wat vastzit als ik overprikkeld ben.
Teveel emoties in mijn lijf veroorzaken overprikkeling. Iets van die emoties los laten via (opgewekte (haha hoe dubbel!)) tranen, helpt me om iets meer te voelen van wat er nog naar buiten moet komen om weer verder te kunnen.

Ik doe in overprikkelde toestand niet heel veel. Maar wel heel nuttige dingen. Ik denk diep na, heel diep. En uit de diepte borrelen nuttige dingen op. Wijsheden waar ik mee verder kan. Gevoelens die me leren wat ik nodig heb.

Het is een kwetsbare fase, overprikkeld zijn. Omdat mijn beschermlaag dik lijkt en toch dun is. Er hoeft maar 1 vriendelijke blik, 1 goedgekozen woord, 1 juist gebaar mijn kant op te komen en ik ben in tranen. Totaal overstuur. Niet te houden.
En dat terwijl ik ongevoelig en onbereikbaar lijk voor wie me hier nu ziet tikken achter mijn laptop. Pokerface. Concentratie. Focus op het scherm en geen oor voor welk woord dan ook dat mijn richting op komt. Tot het het juiste woord is. Dan stort ik in.
Overprikkeld.