maandag 11 juni 2018

De letterlijkheid van taal

Ineens werd het me helder.
Geschreven taal werkt anders in mijn hoofd dan mondelinge taal.
En dat vraagt om wat uitleg voor de argeloze lezer van mijn teksten!

Schrijf ik, dan ben ik in staat om dubbele bodems te leggen en terug te lezen in eigen en andermans teksten.
Schrijf ik, dan kan ik spelen met betekenissen van woorden, ze nu eens zus en dan weer zo inzetten en herkennen hoe andere auteurs dat bedoeld en onbedoeld doen.
Schrijf ik, dan weet ik dat taal in de ene context iets anders betekenen kan dan in een andere context, immers de omgeving van woorden bepaalt hoe ze herkend worden.
Ik kan dit larderen met vele voorbeelden, wat voor de lezer verhelderend zou werken, maar omdat ik nu wil praten over de mondelinge taal laat ik dat even voor wat het is.

Mondelinge taal doet iets heel anders in mijn hoofd.
Mondelinge taal is voor mij identiek aan getallen.
Ik gebruik woorden zoals ik de cijfers 0 tot en met 9 gebruik. Ze betekenen wat ze betekenen en kunnen alleen in samenstellingen nieuwe betekenis krijgen, maar ook die gedraagt zich dan volgens vaste regels en zal nooit andere bewegingen kunnen maken.

Als ik spreek, dan kies ik mijn woorden met zorg. Ik zeg nooit dingen per ongeluk (schrijvend ontglipt me meer dan mondeling, tenzij ik doodmoe en/of overprikkeld ben, dan sta ik voor geen enkel woord meer in en is er geen enkele garantie dat ik zeg/schrijf wat ik bedoel.......merkwaardig genoeg blijven mijn zinnen dan nog steeds taalkundig juist en inhoudelijk verstaanbaar, waardoor de hoorder/lezer ten enenmale voorbij kan gaan aan het feit dat ik in eigen beleving koeterwaals uitkraam en onzin spreek die vooral niet geheel serieus genomen dient te worden, maar helaas al snel een eigen leven blijkt te zijn gaan leiden in andermans hoofd, waar ik dan op later tijdstip weer correcties in mag pogen aan te brengen, zonder mezelf geheel en al gek te verklaren of in de ogen van de ander tot warhoofd te zien veranderen).

Als ik spreek, kent elk woord in mijn zinnen de juiste plek. Woorden doen precies wat ik wil dat ze doen, uitdrukken wat ik wil zeggen op dat specifieke moment in die specifieke situatie tegenover die specifieke persoon.
Helaas werkt dat niet zo in de oren van de ander.

Dus ontstaan er veelvuldige spraakverwarringen als ik woorden die via context een veelvoud aan betekenissen kunnen hebben inzet op eenduidige en niet mis te verstane wijze die evenwel door de ander geheel en al gemist blijkt te worden.
En hier zouden voorbeelden goed van pas komen. Maar zoals dat dan gaat, als je ze zoekt zijn ze niet voorhanden.
Praten doe je immers binnen een context. Woorden verschijnen in interactie met andermans woorden. En zonder tegenspeler zijn mijn woorden braaf en glashelder in wat ik wil dat ze doen. Geen mens zal me op een dwaalspoor brengen met een reactie die ik niet plaatsen kan omdat ik even miste dat ik een cruciaal woord in mijn zinnen gebruikte dat de ander op dat geheel andere spoor liet gaan, een spoor waar ik in het geheel niet aan dacht, omdat ik het nu eenmaal niet over treinen had toen ik sporen benoemde in een zin die zich aandiende.
Dan vraag ik me af waarom we het ineens over treinen hebben, zie ik in mijn hoofd geelblauwe rupsen langskomen en stations verschijnen en ben ik geheel de weg kwijt in een gesprek dat ik notabene zelf gestart was.

Taal in het mondelinge verkeer is een mijnenveld van mogelijk gevaarlijke plekken die ontploffen voor mijn ogen of in ergere gevallen mijn stevige benen bedreigen of mijn armen er af blazen, waarmee ik toch echt vaak praat en die dus tamelijk onmisbaar voor me zijn.
De taal is een vehikel dat me dierbaar is en waar ik me meer en meer in weet te verplaatsen, maar als het mondeling moet ben ik een wandelaar die wielen niet vindt passen bij het voortbewegen in de wereld.

Ik ben een open boek, denken velen, maar dat geldt slechts als ik de tijd krijg om me voort te bewegen in het tempo dat me past en niet plotseling rijdende treinen ingetrokken wordt die me nopen om aan handremmen te gaan hangen.