zaterdag 27 augustus 2016

De ballade van de dood




Dood gaan we allemaal
En wat is jouw verhaal?

Ga je met veel kabaal

Of door iets van staal

Spring je in het kanaal

Of verhang je je verbaal?

Het leven is banaal

Dus vertel je doodsverhaal!



Dood aan het leven dat ons doodt

Laat het gaan en geef je bloot

Doe je iets met bloedrood

Of eindig je toch in de goot?

Heb je maar wat rondgekloot

Of denk je liever in het groot?

Het einde is altijd de dood

Dus stap vandaag nog in je laatste boot.



Van oudsher heeft de dood een vijand geleken

En hem ontkomt niemand, zo is gebleken.

Loop je om zijn komst te smeken

Of klamp je je vast aan je gebreken?

Zoek je overal een helder teken

Of mijd je dat liever alle weken?

De dood heeft het slim bekeken

Lak aan protocol of slimme streken.



De dood heeft geen existentie

Geen mens noemt hem excellentie.

Leef je naar hem toe met veel pretentie

Of zweef je in onwetendheid naar de essentie?

Zoek je vormen van non-existentie

Of heb je liever een laatste wensie?

De dood en zijn trawanten zijn excellentie

Zonder hen is je leven zinloze pretentie.


dinsdag 9 augustus 2016

Sluikreclame

Op een dag drink je geen bier meer......

dan weet je voor altijd waar je grenzen zich bevinden. Word je ineens ergens verwijderd waar je tijden naar toe geleefd had en hard voor gewerkt had.
Ontladen na afloop, je wist duizend en één manieren, maar die ene lokt en lonkt en is vlot voorhanden, geeft je immers een verlenging van de roes, waarin je je toch al bevindt.

Na afloop is er de kater. Dit keer in meer dan één opzicht. Je weet dat je velen teleurgesteld hebt, niet in de laatste plaats jezelf en allen die je hoge ogen zagen scoren.

Ineens sta je in het middelpunt van de belangstelling om dat wat je nuttigde en niet dat wat je ervoor moest laten om daar te zijn waar je je bevond.
Het huilen staat je nader dan het lachen.

Tot die ene plaat waar je oog op valt. 
Iemand weet nog een grapje te maken.
Flauw grapje, melige methode, maar het blijkt je leed ineens te relativeren tot een klein vergissinkje dat iedereen kan overkomen.

Je neemt er nog een. 
Op een dag drink je geen bier meer......




zaterdag 2 juli 2016

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur is........bloot!

Het was een leuk spelletje, ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur is.....
Het is nog steeds een leuk spelletje.

Voorheen ging het er om anderen rond te laten kijken naar iets dat jij wel zag en de anderen niet.
Voorheen bleef het dan bij het noemen van een kleur en de anderen konden raden wat jij zag dat die kleur had. Hoe langer het duurde voor ze het konden raden, hoe beter het wat natuurlijk. Want het ging erom dat ze moeite moesten doen voor iets dat voor jou direct in het oog gesprongen was.
Als spelletje erg leuk.

Maar in het echte leven, het leven waar je de kranten voor openslaat, de radio voor aanzet en het nieuws voor bekijkt, dat leven, daarin is het minder grappig dit leuke spelletje te spelen.
Er zijn veel mensen die er lang over doen om te raden wat anderen zien.
Er zijn meer en meer mensen die er lang over doen om te raden wat anderen zien.

En net als bij het spelletje dat we als kind vrijwel allemaal speelden komt het er ook nu op aan of je je kunt verplaatsen in de blik van degene met wie je het spel speelt.
En dat vermogen blijkt vaak afwezig te zijn. Of toch minstens slechts minimaal ontwikkeld te zijn.
Niet genoeg spelletjes gespeeld als kind, wellicht. Of te zeer gehecht geraakt aan de eigen wijze van kijken om nog te beseffen dat er tientallen andere wijzen van kijken te ontdekken zijn.
Wie het kind in zichzelf niet meer laat dwalen in alle gewenste en ongewenste richtingen, maar graag als volwassene een vaste en zekere koers vaart zal zelden nog in staat zijn te kijken met de ogen van de ander, met de ogen van een kind.
En dus ontgaat het velen waar het werkelijke bloot te zien is. Niet echt een kleur, ik weet het. Maar laten we welwezen, de keizer had ook echt geen kleren aan en toch werden die geprezen in alle toonaarden, puur om geen gezichtsverlies te moeten verdragen.

Het vermogen tot zien is niet eenieder in gelijke mate toebedeeld.
Ik kan het weten, ik heb een blinde vader.
En geloof me, die ziet heel wat meer bloot dan de goedziende medemens die ik hedentendage in media te pas en te onpas kleren van keizers zie aanbevelen.

Het zij zo.

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur is.........boos!

maandag 13 juni 2016

Lege woorden dialoog

- Hum, hoe maak je het?
- Eh, wel goed. 
- Sterkte dan!
- Maar.....ik zeg toch 'wel goed'.
- Jazeker, dat is toch voor 'kan beter?'
- Oh, maar 'kan beter' zou zijn 'uitstekend'.
- Uitstekend? Wat steekt er uit? 
- Huh? Niets! Waar gaat dit over?
- Over taal.
- Ik kan er geen touw aan vast knopen.
- Waar komt dat touw ineens vandaan?
- Neem me nou niet zo letterlijk!
- Hè? Nemen? Wat neem ik niet?
- Je vat alles letterlijk op.
- Aan.
- Wat????
- Het is aanvatten, niet opvatten.
- Hoe kom je daar nou weer bij?
- Geen idee.
- Waarom zeg je het dan?
- In reactie op jou!
- Ik geloof niet dat dit zin heeft.
- Ik vroeg me al af wanneer geloof ter sprake zou komen.
- .......

vrijdag 27 mei 2016

Jezelf tegenspreken

Dat zou ik nooit doen, sprak ze, waarna ze een dag later exact deed wat ze beweerde nooit te zullen doen.

Hoe kun je dat nou van me denken, reageerde ze, waarna ze bewees dat het zeer logisch was om die gedachte over haar te hebben. 

Het is voor veel mensen onbegrijpelijk dat er mensen zijn die zichzelf tegenspreken. Het komt op hen over als onbetrouwbaar, wispelturig, onbestendig, of zelfs gestoord. Hoe kan iemand het een beweren en het ander doen, hoe kan iemand dingen over zichzelf ontkennen die toch overduidelijk wel plaatsvinden?

Maar wat nou als je in de hoofden zou kunnen kijken van degenen die het betreft? 

Dat zou ik nooit doen, sprak ze. - Met dat ze de woorden uitsprak kon ze haar tong wel afbijten, daar was dat nare 'nooit' woord weer, waarvan ze zich aan het bedenken was dat ze het beter voortaan uit haar vocabulaire kon schrappen, want het kwam ongelooflijk vaak voor dat haar 'nooit' helemaal niet over 'nooit' maar vooral over 'nu' ging. Momentopnames waren haar woorden. Momentopnames van gevoelens die heftig maar onbegrijpelijk waren en door haarzelf amper verklaard konden worden. Ze was altijd zoekende. Kon niet ontdekken wat ze nu precies voelde, leek soms zelfs het tegendeel te verwoorden van wat er in haar omging. En dan kwam er vaak een 'nooit' aan te pas omdat het gevoel dat ze waarnam heel heftig was. En heftige gevoelens verdienen nu eenmaal grote woorden. Ook als de gevoelens bij nader inzien het tegendeel blijken te zijn van wat ze aanvankelijk erover uitsprak. Haar 'dat zou ik nooit doen' zou nog geen dag later een 'dat zou ik altijd doen' blijken te hebben moeten zijn. - 

Hoe kun je dat nou van me denken, reageerde ze. - Een adequate weergave van haar chaotische gevoel. Ze kon zich werkelijk niet indenken dat een ander die gedachte over haar er op na kon houden. En haar verbazing van dat moment uitte ze dan ook, met een nuancering door middel van het woordje 'nou'. Immers, nou betekent eigenlijk nu en als het nu betekent hoeft het niet een uitspraak voor altijd te zijn, het kan zijn dat de spreker op dit moment zoiets zegt en er later een andere mening op na gaat houden. Het was en is dus heel vriendelijk om middels dergelijke kleine signaalwoorden duidelijk te maken dat ze de spreker geenszins verdenkt van vastgeroeste gedachten die onwrikbaar slechts één kant op gaan. Hoe zou ze? Haar eigen gedachten dwarrelen ook vaak genoeg alle kanten op, behalve de goede. -

Ja, het is jezelf tegenspreken, voor de oren van de buitenstaander.

Nee, het is tegen jezelf spreken, voor de innerlijke waarnemer van de spreker van de gehoorde woorden. 
Tegenstrijdig? Het is maar hoe je het horen wilt of kunt.

zondag 1 mei 2016

Geld moet rollen

De methode van schrapen en schrappen lijkt oneindig door te kunnen gaan. Altijd wel iets te vinden dat nog bijgeschaafd kan. 
En dus gaat de mallemolen door en door totdat het vanzelfsprekend wordt je eten bij de voedselbank op te pikken, wegens geen geld meer voor eten vanwege hoge vaste lasten (huurstijging tot het plafond bereikt was), hoge verplichte verzekeringen met hoge verplichte eigen bijdragen (want oh wee als je gaat denken dat je voor de lol ziek kunt zijn en hulp kunt vragen, zo zijn we niet getrouwd!), hoge vrijwillige (maar semi-verplichte) bijdragen voor de scholing van je kinderen, hoge kosten voor hun vervoer, hoge kosten voor de auto die je niet weg kunt doen wegens weggesaneerd openbaar vervoer en te grote afstanden om de fiets te pakken (platteland is goedkoper dan de stad, maar wordt zo toch nog duur). 

En dan sta je bij die vanzelfsprekende eetafhaalplek waar je geen voorkeuren hoeft aan te geven en dus even verlost bent van de keuzestress en ontmoet je aan de andere kant van de tafel een oud klasgenoot. Hoe is het mogelijk, vraagt hij, jij hier? En je wil net op hetzelfde moment exact hetzelfde zeggen 'jij hier? Hoe is het mogelijk!'


Genoeg stof tot praten, denk je, als je al start met dezelfde opmerking, dus jullie besluiten een kop koffie te doen in zijn pauze. Er staat een automaat en hij is zo aardig ook voor  jou een  50 centstuk in de gleuf te laten glijden. Koffie of cappuccino? Nou, als het niet uitmaakt, dan wel graag cappuccino. 
Het blijkt niet uit te maken en zo zit je even later aan een plastic tafel op een plastic stoel uit een plastic bekertje met een plastic lepeltje je cappuccino of wat er voor door moet gaan te roeren. De suiker maakt het zoet. 

Vertel nu eens hoe het toch mogelijk is dat jij hier bent! Beginnen jullie tegelijkertijd het gesprek te openen. Een gezamenlijke schaterlach volgt waarbij je onmiddellijk je hand naar je mond voelt bewegen om dit groteske potsierlijke gedrag te verhullen achter je anonieme hand met ongelakte nagels. Je beseft dat op deze plek onder je huidige omstandigheden het wanstaltig zou zijn over te komen alsof je vrolijk door het leven gaat. Die schijn kun je beter vermijden, hoewel het de realiteit is waar je dagelijks naar streeft. 
Hij lijkt je onbehagen niet te merken en begint een enthousiast verhaal over behoefte hebben aan een nuttige taak naast zijn door hem als geestdodend ervaren baan als notaris waarbij hij meer en meer te maken kreeg met huwelijkse voorwaarden en problemen met erfenissen en bezittingen die onteigend dienden te worden danwel van eigenaar wisselden wegens failissementen. Hij wou het gevoel hebben weer iets te doen voor mensen en toen er een verzoek gekomen was voor vrijwilligers voor de voedselbank in een kerkdienst die hij toevalligerwijze bijgewoond had omdat een ver achterneefje gedoopt werd en hij ervoor uitgenodigd was was de keuze snel gemaakt. Dit was geen toeval, het moest zo zijn, dat hij hier en nu op die plek geweest was daar en toen en daardoor nu haar hier tegenkwam want hoewel ze jaren in dezelfde klas gezeten hadden was pas naderhand duidelijk aan hem geworden hoe bijzonder hij haar vond en hoezeer hij gehoopt had haar ooit weer tegen te komen, zomaar, op een willekeurig moment en ziedaar, daar zat je dan zomaar ineens!
Ze hapte naar adem. Nee toch, hij was notaris en hij had haar heimelijk bewonderd, hoe was het toch mogelijk dat ze uitgerekend nu hem tegenkwam. 

Je relaas was kort, baan gehad, kinderen gekregen en thuisblijfmoeder geworden, gescheiden en nu de grootste moeite de touwtjes aan elkaar te knopen, het klassieke verhaal, zo leek je toe. 
Hij meende van niet. Het was toch een grof schandaal dat mannen het in de wereld nog steeds zoveel beter getroffen hadden dan vrouwen! Hij had nooit gedacht dat jij aan de ontvangende kant van de voedselbank terecht zou komen, jij, met al je  talenten, jij, met al je mogelijkheden, jij, met je goede komaf, jij, met je verve en charme. Was er echt geen mogelijkheid geweest weer aan het werk te gaan ondanks de kinderen?
Je legde hem uit dat je kinderen verre van standaard zijn en dat je onmogelijk het risico kon lopen hun wankele evenwichten die nog wankeler waren sinds de scheiding,  uit balans te brengen door er niet altijd voor hen te zijn. Het was een wonder dat je de dingen die je wou doen nog voor elkaar kreeg, je had amper ruimte voor meer dan de zorg voor de kinderen. 

Hij was opnieuw verbijsterd. En dat kan allemaal maar in dit land? Dat een talentvolle vrouw zoals jij gewoon thuis moet blijven vanwege haar kinderen? Het is een bizarre wereld geworden, zo was dat vroeger toch niet?
Je herinnerde hem er fijntjes aan dat zijn moeder vroeger ook thuisblijfmoeder was geweest en dat hij daar altijd zo blij mee geweest was en hoog over opgegeven had toen hij op de middelbare school zat. Zijn moeder was, zo zei hij, een echte vrouw, eentje die alles voor haar kinderen over had. Heel anders dan die teven die het waagden om slimmer dan hun man te willen zijn en een gewone baan als ziekenverzorgster of huishoudster te simpel vonden en een opleiding nodig achtten en een baan 'op niveau' wilden hebben. Je had hem toen al uitgelachen, nu lachte je hem opnieuw uit. Was hij dat echt vergeten? 


Beschaamd gaf hij aan dat zijn pauze voorbij was. Je kon natuurlijk blijven zitten en oh, wou je nog een kopje koffie? Hij tracteerde! 
Je bedankte vriendelijk en zei dat je hoognodig weer terug moest naar je kinderen die nu alleen thuis waren omdat je maar een minuut of twintig de deur uit zou zijn. En er moest nog gekookt. Een andere keer wellicht. 

Je zag hem nooit meer terug bij de voedselbank.

woensdag 23 maart 2016

Predikantelend



Niet door de selectie van een wedstrijd heengekomen, maar wel de moeite van een openbare publicatie waard. Daarom alhier het nu volgende verhaal. 


23 mei 2013: Een doodgewone dag. 
De dag dat ik mijn diagnose krijg. Ik ga ervanuit dat deze diagnose de uitkomst zijn zal van het onderzoek dat gedaan was en waarvan ik die dag een uitslag krijgen zou. Het doet me weinig op dat moment. Hoe groot de verandering is die de diagnose teweegbrengt ontdek ik pas veel later.

27 augustus 2014
Ik bevind me in de kamer van een arboarts. 
Sinds de zomervakantie, die ik beschouwd had als periode om bij te tanken en daarna mijn werk weer aan te kunnen, heb ik twee weken thuis doorgebracht, niet in staat tot iets meer dan de hoogst noodzakelijke dingen als zorgen voor de kinderen en het huishouden min of meer draaiende houden. Totaal ingestort. Uitgeput. Na een vakantie notabene. Ik snap het niet. Ik kon toch altijd fulltime werken en ook nog huishoudelijke taken verrichten en aandacht aan mijn kinderen besteden? Waarom is dat nu plotseling niet meer mogelijk? Waarom ben ik zo in- en inmoe? Waarom kan ik alleen maar huilen van pure uitputting? 

De arboarts heeft een indringend gesprek met me. 
Waar ik vorige keren – ik kom er nu een klein jaar, met onregelmatige tussenpozen – binnen twintig minuten buiten stond, hebben we nu ruim een uur een gesprek. Hij bevraagt me op de afgelopen periode, zoals te doen gebruikelijk. Ik beschrijf wat ik deed en vooral wat ik niet meer bleek te kunnen. Hij vraagt gericht door op een aantal punten. 
We bespreken hoe ik aankijk tegen de situatie. Ik moet hardop toegeven dat ik het totaal niet meer zie zitten. Mijn werk is me definitief boven het hoofd gegroeid. Mijn werk blijkt voor mij een levensgrote belasting geworden te zijn. Waar ik vroeger genoot van mijn werk, er kracht en moed uit putte, energie door kreeg, een levensbestemming erin vond, is het nu het tegendeel. De gedachte aan werk doet me de tranen in de ogen springen, het idee om mensen onder ogen te moeten komen is beangstigend en benauwend, ik voel hoe mijn adem in mijn keel stokt zodra ik het me voor probeer te stellen. Het doet me verdriet dat ik zo over mijn werk ben gaan denken. De arboarts vertelt me dat hij al een aantal maanden geleden zich afgevraagd had of ik met mijn diagnose wel in staat zou zijn om dit werk te doen. Hij had me het voordeel van de twijfel gegeven, ik had immers al een heel aantal jaren bewezen dat het goed gegaan was. Hij had de stille hoop dat ik genoeg compensatievermogens zou bezitten om de tekortkomingen die samenhangen met mijn diagnose op te kunnen vangen. 

Ik bewonder hem in stilte. Dat hij me dat niet veel eerder gezegd heeft was een wijze keuze. Ik heb nu de kans gekregen om zelf te ontdekken wat de diagnose in mijn dagelijks bestaan betekent en in hoeverre ik nu ik me bewust ben van mijn diagnose kan handhaven in mijn werk. Had hij me eerder uitgelegd dat ik iets onmogelijks aan het proberen was, dan was ik in verzet gegaan, had mezelf over nog meer grenzen gejaagd en was vermoedelijk in een complete burnout terechtgekomen. Nu is dat alles nog net niet gebeurd. Ik heb mijn best gedaan, moeite gedaan, alles geprobeerd dat binnen mijn vermogens lag en heb zelfs goed uitgerust en toch blijk ik niet meer in staat te zijn tot werken. Het is overmacht, overduidelijk. Het is geen onwil. Het is geen gebrek aan inzet. Integendeel, het is een overmatige inzet voor iets dat in feite niet te doen is voor iemand met mijn diagnose. 
Dat ik het niet eerder zelf zag, dat het niet ging, is te danken aan alle aardige mensen om me heen, die me de kans gaven na een levensveranderende situatie (een scheiding die ik niet had zien aankomen) mijn balans weer terug te vinden en mijn werk weer volledig op te kunnen pakken. Hun aardigheid heeft me tot hiertoe gebracht. Totale instorting, omdat ik hun aardigheid wou beantwoorden met mijn aardigheid om vooral mijn uiterste best te blijven doen, ook als mijn lichaam aangeeft dat het te moe wordt van al mijn wilskrachtige pogingen er het beste van te maken. Aardige mensen worden nog een keer mijn dood, als ik niet oppas. Ik moet niet hun aardigheid voor mij gaan zien als een bevel aan mij om me in te spannen tot ver over mijn eigen grenzen. Dat deed ik wel.
Ik dwing mijzelf, want ik moet het toch kunnen. Ik forceer mijzelf, want ik heb het toch altijd gekund. Ik maak mezelf doodmoe, want ik mag toch niet moe worden van wat ik leuk vind om te doen? Al met al is het steeds evidenter voor me aan het worden.
De diagnose is meer dan een constatering van een feit. Het is de aanloop gebleken naar een leven dat in alle opzichten anders zal worden. Voor het eerst sinds de diagnose begin ik in het gesprek met de arboarts te beseffen dat dit nooit meer overgaat. Dat ik altijd al zo was en altijd zo zal blijven, degene met een diagnose. De diagnose was een bevestiging van wie en hoe ik ben, geen oordeel over mij, slechts een beschrijving van wie ik ben en nooit erkend heb omdat ik inderdaad veel mogelijkheid heb tot compenseren van tekortkomingen die nu eenmaal bij mijn diagnose horen. 

We bespreken de verschillende opties. Een vervangende werkplek gaat niets opleveren constateren we gezamenlijk. Uitstellen van een besluit gaat de inhoud ervan niet veranderen. Ter plekke valt de beslissing, ik zal afgekeurd gaan worden voor mijn werk. Permanent. Omdat mijn diagnose gaat over een pervasieve ontwikkelingsstoornis, dat verandert niet meer. 

Als ik naar huis rij barst ik in een bevrijdende schaterlach uit. 
Het diepe verdriet, de intense rouw komen later pas. Nu ben ik blij dat ik verlost ben van een last die op mijn schouders was gaan drukken en me alle levenslust benam. De diagnose is geland. 
Ik heb autisme.

zondag 6 maart 2016

Bob jij of bob ik?

Midden op de snelweg een melding: 

 
En dat zet aan het denken. Immers, je rijdt je hele leven al alcoholvrij, aangezien je bij je rijlessen in de jaren 1988 en 1989 te horen kreeg dat alcoholconsumptie niet te combineren is met achter het stuur gaan zitten. Sindsdien is de wereld blijkbaar een stuk dommer geworden of is er iets dramatisch gewijzigd in de rij-opleidingen, want waar het ooit vanzelf sprak dat je niet beschonken achter het stuur zit is er tegenwoordig blijkbaar een intensieve overheidscampagne voor nodig om die boodschap door te laten dringen tot de gemiddelde burger die de weg op gaat. 
Verbijsterend!

Het is vandaag zondag en deze boodschap staat vermoedelijk dag in dag uit aan boven de weg (als er geen filemeldingen, calamiteiten of snelheidsbeperkingen vermeld hoeven te worden). Een merkwaardig fenomeen. Want voor wie zijn deze woorden eigenlijk bestemd? In feite voor de enkeling die het nog wel in zijn hoofd haalt om het nuttigen van alcohol en het besturen van een voertuig als combineerbare activiteiten te beschouwen. Geen weldenkend mens dat een rijschool vond met zinnige instructeurs kan dat denken. Het zijn dus degenen die niet weldenkend genoemd kunnen worden, zou je denken. Maar wie van die groep zou zich iets aantrekken van een tekst op een bord boven een weg, als de boodschap eerder tijdens de rijlessen al niet doorgedrongen was? Ik zie hier een psychologisch obstakel, een sociologische denkfout dat gedrag te wijzigen zou zijn door een boodschap in te peperen bij een doelgroep die al doet wat nu juist beoogd wordt voortaan te vermijden dankzij de boodschap.
Wat het nog merkwaardiger maakt is de inhoud van de boodschap. 
 'Ben je Bob, zeg het hardop.' En dan? Dan gaat je omgeving jou ervan weerhouden om alcohol te nuttigen? Dan zijn ze in staat te snappen dat je het bij water/frisdrank/thee/koffie houdt en de vriendelijk aangeboden alcoholistische consumpties afslaat? En zonder jouw hardop uitgesproken 'ik ben de Bob' snappen ze dat niet? Alhoewel ze weten dat je met een auto naar huis zult gaan en zelf de bestuurder van dat voertuig zult zijn? 
Het is te zot voor woorden. De infantilisering van de boodschappen die de overheid over ons uit meent te moeten storten.

Of wacht, ik denk dat ik het snap. Het zit natuurlijk zo. Degenen die dit plan bedachten merkten dat ze bij voortduring op hun werkplek voorkomen moesten dat ze beschonken achter het stuur stapten. Het is op hun werkplek de gewoonte om bij de borreltafel te overleggen en daar drink je meestal geen koffie natuurlijk. Er staan op hun werkplek ook geen frisdrankautomaten, maar automaten met blikjes bier. Het is op hun werkplek en in hun woonomgeving zo gebruikelijk om alcohol te nuttigen dat het drinken van andere dranken als vreemd afwijkend gedrag wordt gezien en je wel eerst duidelijk moet maken dat je daarvoor een geldige reden hebt. Ziekte zou kunnen (sommige medicatie zegt dat het nuttigen van alcohol geen goed plan is), maar beter nog is het om jezelf een naam te kunnen geven die indruk maakt. En ziedaar, Bob was geboren! Voortaan ben je niet 'de Sjaak', nee, je bent 'de Bob'. Maar goed dat plan dat al jaren geleden verzonnen werd bleek niet zo goed te werken, het was toch wel lastig om de Bob te zijn en je op je werkplek dan zo te gaan gedragen. De koffie was niet in het pakket van voorzieningen opgenomen en alcohol nuttigen was simpelweg eenvoudiger, dus met enige regelmaat bleek het toch weer te gebeuren, met alcohol op achter het stuur.
Opnieuw kwam er een borreltafel overleg en ziedaar, het lumineuze idee werd geboren, als je wilt dat dingen gebeuren moet je ze hardop zeggen! En als je dat in dit geval gaat doen dan gaat de hele wereld om je heen je aan je woorden houden! Dus als we nu iedereen leren om te zeggen 'ik ben de Bob' dan komt het helemaal goed.
Na nog een rondje werd het helder, het moest een pakkende slogan worden op een plek waar chauffeurs vaak komen: de weg! Bij voorkeur de snelweg! 
En die pakkende slogan? Rijmen! Dat doet het altijd goed in dit land. Dan snappen mensen dat het met een kwinkslag, een knipoog bedoeld is. 
En zo kon het gebeuren dat de tekst verscheen, te pas en te onpas:
Of je naar je werk rijdt of naar huis, of je alleen in de auto zit of met meer mensen, of je gedronken hebt of broodnuchter bent, de boodschap kan je niet ontgaan: 'ben je de Bob, zeg het hardop'.
Nu maar hopen dat iedereen het ook begrijpen gaat........

Voor meer informatie, zie de tekst die de overheid zelf produceerde:

Wie is Bob en waar staat Bob voor?

De Rijksoverheid gebruikt de naam Bob in campagnes tegen rijden onder invloed van alcohol. De persoon die geen alcohol drinkt als hij nog moet rijden is de Bob. Die blijft nuchter en kan daardoor zijn vrienden veilig thuisbrengen met de auto. Het oorspronkelijke idee voor de campagne is van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV).

Bob-afspraak

Heeft u plannen buiten de deur, maak dan vooraf de afspraak wie rijdt en dus geen alcohol drinkt. Die persoon is de Bob. U kunt er natuurlijk ook voor kiezen om met de taxi of het openbaar vervoer te gaan.

Betekenis Bob

Bob is geen afkorting en staat niet voor Bewust Onbeschonken Bestuurder. De Bob-campagne is een idee van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV). Dit instituut gebruikt de naam Bob sinds 1995 in campagnes tegen drank in het verkeer. In Nederland loopt de Bob-campagne sinds 2001.

Bron:  https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verkeersveiligheid/vraag-en-antwoord/wie-is-bob-en-waar-staat-bob-voor