maandag 4 oktober 2021

Het komt te paard en gaat te voet

 'De titel klopt niet! Zo is die uitdrukking niet!'


Heb je helemaal gelijk in, beste lezer, maar dit keer klopt de titel wel en de uitdrukking niet, want ik heb het hier nu over mij en hoe het verschijnen en verdwijnen van vertrouwen in mijn leven plaatsvindt. 

Als kind van twee predikanten werd ik opgevoed met een grenzeloos positief mensbeeld. We waren allen 'kind van God' en in het Godsbeeld dat daarbij paste kreeg ik mee dat God van alle mensen houdt en dat mensen in de kern dus allemaal goede mensen zijn. Want hoe zou een goede God van slechte mensen kunnen houden? Mijn kinderlijke logica sloot feilloos aan bij het basisprincipe dat me bijgebracht werd. 


Neem daarbij mijn toen nog onbekend gebleven autistische denkwijze en je kunt je wellicht voorstellen dat ik een naïef meisje was dat mensen vertrouwde op hun blauwe ogen of hun vriendelijke glimlach en zeker op hun woord, want ik nam natuurlijk alles letterlijk. 

Dat ik daardoor een makkelijke prooi werd voor flauwe humor als het ophalen van plintenladdertjes, moge duidelijk zijn. 
Toch peinsde ik er niet over mijn wijze van mensen beoordelen op te geven. Mensen waren intrinsiek goed en dat ze weleens een scheve schaats reden of mensen bezeerden moest wel een vergissing zijn, in mijn ogen. 
Lang heb ik dat vol kunnen houden. De eerste veertig jaar van mijn leven was het nauwelijks een opgave om mensen te vertrouwen. Ik zag altijd hoe iemand zou willen zijn en rekende iemand dan niet meer af op wat er concreet plaatsvond in een gegeven situatie. Ik vertrouwde blind iedereen die op mijn pad kwam. 
En als ik eerlijk ben, ergens ben ik daar ook nooit mee opgehouden. Het hoort bij me, het voelt vertrouwd, het maakt de wereld in mijn ogen tot een veilige plek en ik geef andere mensen er ook een fijn gevoel mee. 
Zo kwam ik vandaag tot twee keer toe tot stilstand voor een zebrapad en tot mijn grote verbazing bleek dat in de stad waar ik reed dusdanig ongebruikelijk geworden dat de overstekende voetgangers mij beide keren met uitgebreide handgebaren en brede glimlachen van harte bedankten voor mijn vanzelfsprekende (want dat hoort volgens de verkeersregels) gebaar. Ik kan mijn eigen verbazing over hun uitbundige reactie nog helemaal voelen. Ben het nog aan het verwerken als het ware, dat dit type vertrouwen (de regels worden gehandhaafd zonder voorbehoud) blijkbaar niet meer vanzelfsprekend is. 
Voor mij ondenkbaar! 

Toch is ook mijn grenzeloze vertrouwen in de mensheid in het algemeen en individuele personen in het bijzonder wel degelijk regelmatig en ook met grote kracht aangevochten geraakt. 
Allereerst was er het moment waarop mijn broer besloot dat zijn leven eindiger mocht zijn dan ik verwacht had. Het schond mijn vertrouwen enorm. 
Toch bleek het niet mijn algehele vertrouwen te schenden, het tastte slechts mijn vertrouwen in mijzelf aan, zo bleek. 

Pas jaren later, toen mijn scheiding een feit werd en er van alles daaromheen gebeurde dat ik totaal niet verwacht had, werd mijn vertrouwen in anderen dusdanig geschaad dat ik een tijdlang zeer zwart wit doorsloeg naar een algeheel wantrouwen in alles en iedereen. Wie ik ook tegenkwam, wat er ook gezegd werd, voortaan geloofde ik alleen nog mijzelf en nam ik ruim de tijd om te checken en te dubbelchecken of wat me gezegd werd ook overeenstemde met traceerbare feiten. Ik nam niets of niemand meer voor waar aan en leefde in een steeds donker wordende wereld. Tot ik inzag dat ik hier niet gelukkig van zou worden. 
Toen kwam langzaam de genezing van mijn wantrouwen en ging ik beetje bij beetje weer accepteren dat als iemand iets zei ik er van op aan kon dat het klopte en ik het niet hoefde na te rekenen of uit te zoeken. Ik ging ook ontdekken dat als ik het gevoel had dat er 'iets' niet klopte het wel degelijk verstandig bleef om op onderzoek uit te gaan. 

Zo leverde de erfenis van mijn huwelijk me alsnog iets goeds op: het vermogen om genuanceerd om te leren gaan met mijn grenzeloze vertrouwen in mensen. 

Als ik nu, heden ten dage, inmiddels meer dan een halve eeuw oud, mensen ontmoet die me vriendelijk bejegenen is er niets in mij dat opspringt en zich afvraagt of het wel klopt dat mensen vriendelijk tegen me zijn. Ik accepteer en aanvaard, ik onderga en vind uit, ik bespreek en reageer en ik voel pas als de ontmoeting voorbij is of ik wellicht voorbij ging aan een mogelijke onzuivere kant in wat in mijn beleving puur en mooi en fijn en om dankbaar voor te zijn geweest is. 

De gedachte uit de catechismus (die ik nooit heb hoeven leren) dat de mens 'geneigd is tot alle kwaad en niet in staat tot enig goed' (tenzij Christus......etc.), heb ik nooit geloofd. In mijn beleving is ieder mens geneigd tot alle goed en amper in staat tot bewust kwaad. We zijn allemaal hulpeloze wezens die op deze aarde geworpen zijn en er maar het beste van moeten maken met elkaar. 
Dat doen vanuit een basisvertrouwen dat ieder mens intrinsiek goed is, is voor mij persoonlijk een rustgevendere gedachte dan me voortdurend af moeten vragen of mijn vertrouwen wel terecht is en of wat iemand zegt of doet wel zo oprecht is als hij of zij het wil laten overkomen. 

Mijn vertrouwen komt te paard en gaat te voet. 
Doe er je voordeel mee, maar misbruik het niet, want als het eenmaal verdwenen is, dendert het paard zover mogelijk van je vandaan. 
Het blijft een ongetemd dier. Het heet autisme. En ik laat het zijn/haar gang gaan. 

dinsdag 14 september 2021

VR of visuele rompslomp?

 'Stroop, vlokken, chocopasta, hagelslag, puur, speculoos.' Zomaar wat woorden die ik zag toen ik een keukenkastje opende om te bedenken wat ik op mijn brood zou doen vanmorgen. 
Bij stroop zag ik in gedachten een bruine plakkerige massa die mierzoet is en ik besloot dat niet te kiezen. Bij vlokken kwam het beeld van bruine chocoladeplakjes naar boven en het gaf me een vrolijk gevoel omdat ik vlokken ook altijd associeer met onverwachte sneeuwbuien, zoals je die in je kindertijd bij hoge uitzondering weleens zag verschijnen als je binnen, in een schoolklas gebogen over je werk, even opkeek omdat de lichtval veranderd was. 
Bij chocopasta zag ik een bruinige smeerbare substantie in mijn hoofd en proefde op mijn tong al bijna de chocoladesmaak. 
Bij hagelslag kwam een beeld van regen naar boven, een oude reclame die ik als kind al zag, waarin 'het hagelt' geklonken had en getekende kinderen onder een grote paraplu bedolven werden onder de hagelslag die uit de lucht viel als was het regen. Het maakte me vrolijk, tot ik het woord puur zag en de ietwat bittere smaak op mijn tong voelde verschijnen. 
Bij speculoos was het vooral de smaak die in me opkwam, uitgesmeerde speculaaskoekjes zoals mijn moeder ze altijd op witbrood deed, de avond voordat we ze zouden eten, opdat ze zacht waren geworden en versmolten met het brood in je mond. Een aangenaam gevoel, maar voor dit moment wat plakkerig, bedacht ik me. 

Zes woorden waren het, die ik zag, zes woorden die werelden voor me bleken te openen en me hielpen om een keuze te maken voor op mijn brood. 
Het werden dit keer de vlokken. Ongetwijfeld geen verrassing meer voor de oplettende lezer van deze tekst. 

Dit alles kwam in me op toen ik vanmorgen las over de plannen van ene 'suikerberg' (zoals mijn geliefde hem altijd aanduidde, wat strikt genomen slechts een weergave van zijn naam is) om het internet nog 'echter' te gaan maken door intensiever gebruik te gaan maken van VR. Virtual reality. Een term die iets oproept dat ik in mijn beleving makkelijk missen kan. Sterker nog, waarvan ik me afvraag wat de toegevoegde waarde ervan is. 
Let wel, ik kan me genoeg situaties indenken waarbij het een uitstekende manier van visualiseren is. Voor mensen die geen beeldend brein hebben misschien zelfs de enige wijze waarop ze in staat zijn te visualiseren. 
Stel je maar eens voor vanuit een blauwdruk voor een gebouw hoe dat gebouw er uit ziet. Dat lukt amper. Zet je daarentegen een VR bril op en je kunt ineens door alle ruimtes van het gebouw wandelen met het gevoel dat je er middenin staat. 
Dit heb ik overigens van horen zeggen, tot op heden moet ik het doen met andermans ervaringen op dit punt. 

Mijn bezwaren tegen virtuele werelden bewust gaan creëren is een dieper liggend  bezwaar. En om dat goed uiteen te zetten moet ik mijn (overleden) blinde vader weer opvoeren. 
Mijn vader was een kei in verhalen vertellen. Als kind heb ik daardoor kennisgemaakt met een echte reus en ook een ridder. Ik zag ze in mijn hoofd verschijnen als mijn vader over hen vertelde. Het waren vage schimmige beelden, een heel grote persoon die boven alles en iedereen uittorende en een persoon in een ijzeren harnas. De avonturen die ze beleefden zag ik in mijn hoofd voor me. De werelden waarin ze zich bewogen verschenen zodra mijn vader ze daarin plaatste met zijn verhaal. Meer dan hij me aanreikte had ik niet, maar het was alsof ik ronddwaalde in een wereld die helemaal echt was. 
Kinderen hebben dat vermogen. Lekker wegduiken in een verzonnen wereld. 
En dat vermogen is onderdeel van de menselijke creativiteit. Wie in staat is het niet weg te filteren, maar vast te houden, kan ook op volwassen leeftijd nog hele werelden oproepen, puur door een woord te lezen of te horen. Het is de basis voor het ontstaan van films, maar leidt ook tot onverwachte oplossingen voor ingewikkelde problemen. Als je dingen 'voor je kunt zien' snap je beter waar je een oplossing vinden kunt. 
Vergelijk het maar met verhuizen naar een ander huis. De meubels die hun plek gevonden hadden in je huidige huis kun je door uittesten een goede plek geven in je nieuwe huis, maar als je een groot beeldend vermogen hebt (je kinderfantasiewereld nog kunt benutten) kun je al vantevoren een indeling maken en je voorstellen hoe in je nieuwe huis je bestaande meubilair wel of niet een geschikte plek zal kunnen krijgen. 
Dat we tegenwoordig in woonprogramma's meer en meer 3D animaties zien verschijnen geeft aan dat het niet (meer?) vanzelfspreekt dat mensen dat vermogen bezitten. Er zijn hulpmiddelen nodig om ons voor te kunnen stellen hoe een nieuwe situatie worden zal. 

Waar het aan de ene kant dus zeker een praktisch nut heeft, VR, is er aan de andere kant ook een zorgelijke kant aan, in mijn ogen. 
De wereld waarin we leven aanvullen met een virtuele wereld gebeurde in mijn kindertijd als vorm van ontspanning en was een zeldzaam extra in mijn bestaan. Meestal ging alles gewoon zijn gangetje en deden we allemaal de dingen die nu eenmaal gedaan moesten worden. Maar soms was er dan ineens ruimte voor echte ontspanning en dan kwamen de verhalen los. Verhalen vertellen die beelden opriepen in mijn hoofd was iets voor speciale gelegenheden. Vaak tijdens vakanties ging mijn vader in de vertelstand. 
En door het hele jaar heen behielp ik mijzelf door de bibliotheek leeg te lezen. Letters uit boeken om te zetten in fantasiebeelden in mijn hoofd. 
Toen ik later verfilmde versies zag van boeken die ik gelezen had was ik soms teleurgesteld over de gewoonheid van de filmbeelden. Het boek had in mijn hoofd veel mooiere en meer bijzondere werelden tevoorschijn getoverd. 
Waren de makers van de film minder fantasierijk dan ik? Hadden ze hun innerlijke kind verder weggestopt? Of was dit gewoon hun versie van wat de letters opgeroepen hadden? 

Voor mij bevatten letters altijd meer dan de letters. Letters zijn tekens die verwijzen naar werelden achter de letters. Zoals een kaart ook niet het landschap is. Zoals bladmuziek ook niet het concert is. Zoals een foto ook niet het samenzijn is. 
En dat ik in deze drie korte zinnen een landschap, een concert en een ontmoeting tevoorschijn kan toveren lukt alleen maar omdat de lezer dat nu voor zich ziet. Ziet de lezer niets verschijnen, dan hebben we blijkbaar een verschillende toon gehoord in de klanken die ik noteerde. 
Wat met letters gebeurt, hier en nu, gebeurt ook met beelden. Het lastige is echter dat interpretatie van beelden door de meeste mensen anders ervaren wordt dan interpretatie van letters. 

Als ik een foto van een huis zie dat ik nog niet ken, gaat mijn hoofd van alles doen om dat eendimensionale beeld om te zetten in een virtuele wereld waarin ik me voor kan stellen hoe dat huis er globaal van binnen uitziet. 
Als iemand anders diezelfde foto ziet kan het zijn dat er een associatie loskomt die samenhangt met mensen die in een dergelijk huis wonen en waar diegene een gedachte bij heeft. 
Als weer iemand anders de foto opmerkt kan het zijn dat deze persoon een oude herinnering voelt opkomen doordat iets in de afbeelding die herinnering tevoorschijn haalde. 
Dezelfde foto, drie andere manieren van kijken en ervaren en voelen. 
Toch zullen we vinden dat we hetzelfde huis gezien hebben dankzij de foto. En dat is dus nog maar zeer de vraag. 

Als we zo'n ervaring met tekst hebben realiseren we ons meestal relatief snel dat in de communicatie dingen gebeurden die we niet voorzien hadden en kunnen we dat aan elkaar vertellen. 
Bij beeldmateriaal ligt dat veel complexer. Dan hebben we veel meer tekst nodig om elkaar uit te duiden wat er nu zo anders was aan onze waarneming. Als we al door hebben dat we anders aan het waarnemen zijn. 

Woorden hebben een hoog abstractiegehalte en zijn juist daardoor neutraal in hun bestaan en in staat om ons te helpen elkaar goed te verstaan en te begrijpen en aan te voelen en te snappen. Beelden wekken de illusie dat ze daar ook toe in staat zijn. Maar beelden zijn veel concreter en daarmee minder veelduidig inzetbaar. 

De substantie stroop voor je zien roept iets anders op dan het woord op je netvlies zien verschijnen (ik denk nu bijvoorbeeld aan de boterhammen die we dan 'omgekeerd besmeerden', eerst een laagje stroop en dan pas boter, een lekkernij die voortkwam uit een oorspronkelijke vergissing). De vlokken op een boterham zien liggen roept iets anders op dan de woorden lezen (het pavloveffect van speekselvorming ontstaat hoogst zelden puur door de woorden). 

Taal kan allerlei vormen aannemen, maar als we van schrijftaal naar beeldtaal gaan is het noodzakelijk dat we ons goed gaan realiseren dat we met alle rijkdom die dat oplevert ook een stuk armoede naar binnen zouden kunnen halen. Geestelijke armoede. Omdat het dan anderen zijn die onze letters inzetten. En dan kunnen onze boeken ineens films blijken geworden te zijn die ons teleurstellen. 

 

donderdag 1 juli 2021

Beschermende maatregelen

 In deze tijd van corona denken we bij beschermende maatregelen al snel aan zaken als regelmatig handen wassen en een mondkapje dragen, maar dat zijn niet het type zaken waar ik nu op doel. 

Op het moment dat er iets in je leven gebeurt dat alles op zijn kop zet, zoals de dood van een dierbare (mijn huidige ervaring) of een verhuizing of verandering van een baan of verbreken van een relatie of ook wel de geboorte van een kind of het ontstaan van een relatie, dan zijn beschermende maatregelen fijn om te bezitten. 
En vandaag realiseerde ik me dat ik er best veel heb. Beschermende maatregelen die me de dag als het ware doorhelpen. 

De meest opvallende en tegelijkertijd ook eenvoudige zijn mijn vaste eet- en drinkgewoontes. 
Ontbijten zal ik altijd doen aan het begin van mijn dag, hoe vroeg of laat ik ook opsta, ik neem een ontbijt. En dat is verstandig, want daarmee zorg ik dat mijn lichaam de brandstof krijgt om ook daadwerkelijk de dag aan te kunnen die nog voor me ligt. 
Zo is er ook het avondeten als vast moment in mijn dag, niet te missen, het zal altijd plaatsvinden, al kan het exacte tijdstip nogal variëren. e s
Sinds ik een hond heb is het lunchmoment ook geactiveerd in mijn dagprogramma, omdat ik rond de lunch altijd met hem een ommetje maak. Als hij me vroeg mee naar buiten sleept is het voor mij een teken om daarna te gaan lunchen, als hij pas na de lunch naar buiten wil bedenk ik het vaak zelf al voordat hij zich meldt. 
Doordat ik lunch heb ik geen inzinking in mijn dagenergie en lukt het goed om te blijven doen wat ik wil doen. 

En dan het moment dat een best unieke beschermende maatregel is. Al sinds mijn studententijd heb ik de gewoonte om ergens tussen 16.00 en 17.00u een pot thee te zetten en minimaal 1 kop thee te drinken, altijd vergezeld van een stroopwafel. Het is mijn zelfingestelde 'vieruurtje', dat me tussen lunch en avondeten er doorheen sleept. Meestal vergeet ik gedurende de dag genoeg te drinken en dat merk ik dan altijd bij het theemoment. Want dan gaat de pot grif leeg en zet ik soms zelfs extra thee. 
Had ik mijn vochtinname wel goed op peil dan volstaat vaak 1 kop thee en blijft de rest van de pot onaangeroerd. 

Dit type gewoontes lijkt heel normaal als je geen autisme hebt. Maar ik merk dat ze voor mij een regulerend en daarmee beschermend effect hebben. Het zijn werkelijk beschermende maatregelen. Ze voorkomen dat ik te weinig binnenkrijg op een dag en me daardoor lichamelijk slecht ga voelen. Ze helpen me om op de tijd te blijven letten en niet een heel raar dagritme aan te gaan wennen nu ik geen rekening meer hoef te houden met mijn geliefde. Hij is er immers niet meer. Maar ik nog wel. En mijn lichaam heeft regelmatig eten en drinken nodig. 
En natuurlijk slaap. Dat krijg ik dankzij mijn hond ook ruim voldoende. Hij heeft immers een ochtendwandeling nodig en dat kan ik alleen maar doen als ik niet hele nachten wakend door ga brengen. Dus hij stimuleert me om op enig moment naar bed te gaan en ook daadwerkelijk te gaan slapen. 
Beschermende maatregelen bestaan dus zowel uit gewoontes die al langere tijd bestaan als ook uit personen (een dier in mijn geval) die je 'bij de tijd' kunnen houden. 

En een van mijn allerbelangrijkste beschermende maatregelen is mijn gewoonte om alles wat ik meemaak in mijn leven om te zetten in tekst. Dat helpt me namelijk om grip te houden op mijn eigen hoofd en stimuleert me om ordening aan te brengen als de chaos begint te overheersen. 

Welke beschermende maatregelen heb je in jouw bestaan? 

zondag 2 mei 2021

Voor je beurt praten

Veel mensen hoor en zie ik op ogenschijnlijk of werkelijk  - dat onderscheid kan ik niet maken - natuurlijke wijze de momenten bepalen waarop ze tijdens een gesprek zelf iets kunnen zeggen.
Waar het voor dergelijke personen misschien nog voorstelbaar is dat er mensen bestaan die bij telefonisch contact het gevoel voor timing maar lastig kunnen vinden, zal het voor hen vrijwel onvoorstelbaar zijn zich te verplaatsen in het totaal onthand voelen bij een gesprek dat niet een werkelijk gesprek lijkt te zijn. 

Vanmorgen in het ziekenhuis kwam de zaalarts langs met twee dames in zijn kielzog, waarvan niet onmiddellijk helder was wie welke rol exact vervulde. Aangezien beiden zich achter een computer bevonden waarop zaken opgezocht danwel genoteerd werden.
Mijn geliefde was onderwerp van gesprek. 
Maar wie voerde nu het gesprek met wie?

Het leek een gesprek tussen zaalarts en patiënt.
Tegelijkertijd leek het een gesprek tussen de dames met computers en de zaalarts. 
En dan was ik er ook nog, als zeer betrokken bij de patiënt vanwege zijn geliefde.
Wanneer zou het mijn beurt zijn om mijn opmerkingen te plaatsen en mijn vragen te stellen? 
Zou het onbeleefd zijn om in te breken?
Zou ik een vallende stilte mogen benutten? 
Zou ik kunnen spreken zonder op mijn beurt te wachten?
En als ik het niet zou doen, zou dat moment dan ineens verdwijnen door het vertrek van de arts met aanhang? 
Ik heb het er op gewaagd en merkte dat de zaalarts in een rechtstreeks één op één contact ging reageren. Daarmee impliciet bevestigend dat ik een juist moment had gebruikt of in ieder geval een zinvolle toevoeging aan het gesprek had geleverd.
Het bleef in mijn ogen een soort pingpongwedstrijf waar ik de regels niet goed van ken, maar de gewenste informatie kwam tevoorschijn. 
Nu eens spontaan, dan weer op grond van een vraag van mij, dan weer dankzij een opmerking van mijn geliefde en zelfs de dames haakten op diverse momenten aan.

Toen alles achter de rug was realiseerde ik me met een schok hoe ingewikkeld ik dergelijke momenten altijd weer vind.
Dat ik het ogenschijnlijk beheers, maar inwendig voortdurend zoekend me bevind in een dergelijk gesprek.

maandag 22 februari 2021

Te veel gevraagd

Soms zijn er dagen dat er teveel van me gevraagd wordt.
Er is me geleerd al mijn hele leven in diverse opleidingen, therapieën en door goede vrienden, dat ik vooral aan mezelf moet denken. 
Dat tegen een autist zeggen is goed om vaak te herhalen, want het is zo wezensvreemd om te denken aan iemand die je het beste waarneemt via anderen, dat het erg makkelijk vergeten kan worden. 
Op dagen dat er teveel van me gevraagd wordt hoor ik als een soort mantra alle stemmen in mijn hoofd oplichten met diezelfde woorden 'wel aan jezelf denken!'

Ik heb voor mijzelf in een periode van rouw nadat mijn schoonmoeder onverwacht overleden was gemerkt dat 'aan jezelf denken' vooral ging betekenen dat ik niet moest vergeten dat ik behalve een geest ook een lichaam heb en dat de geest het beste blijft functioneren als je zorgt voor voldoende brandstof en rust voor het lichaam.
Die les leerde ik al doende in 1995 en komt me tot op heden zeer goed van pas. 
Inmiddels weet ik dat de hersenen in stressvolle tijden meer brandstof vragen dan normaalgesproken en dat als emoties ermee gepaard gaan die brandstof zeker ook suiker moet bevatten.
Dus nu ik momenteel te maken heb met een vader in het ziekenhuis, die begin februari een spoedoperatie onderging, een moeder die revalideert na een herseninfarct vlak voor de jaarwisseling en een geliefde die op 12 februari een zware operatie onderging waar hij nog van herstelt in het ziekenhuis, realiseer ik me terdege dat 'denk aan jezelf' zeer belangrijk is.

Maar hoe doe je dat dan concreet als er dagen zijn waarop je amper een moment rust hebt omdat alledrie de dierbaren op hun eigen locatie bezocht moeten? 

Vandaag was een voorbeeld van een dag waarop 'denk aan jezelf' nog wel wat voeten in de aarde had.

Bij het ontwaken was het duidelijk dat de overvolle dag van gisteren nog doorgedrongen was in de dag van vandaag en niet door nachtrust voldoende hersteltijd had gehad. 
Langzaamaan dan maar. 
Gelukkig was de hond een nachtje bij de oppas blijven logeren, dat scheelde al in ochtendenergiegebruik. 
Een douche bleek een goed plan om nog wat meer overprikkeling van de vorige dag te laten wegvloeien en na deze verkwikkende start en een kop koffie plus ontbijt kon de dag gestart. 

Onderweg geconstateerd dat tanken toch wel echt nodig was vandaag. En hoewel een tankstation op de route lag daar bewust niet gestopt, om de energie niet alsnog te laten verdwijnen in net niet geautomatiseerde handelingen. 

Aangekomen bij de revalidatieplek van moeder binnen pas ontdekken dat de benodigde twee euromunt voor de noodzakelijke leenrolstoel niet meegenomen was uit de auto had in potentie de kracht om de dag al te laten ontsporen voor die goed op gang was. 
De gedachten flitsten van 'oh nee, nou moet ik weer teruglopen', waarbij de draai richting deur al fysiek ingezet bleek te worden puur door de gedachte, naar 'nou, ik ga wel zonder, mogelijk staat boven nog steeds de nooit opgeruimde rolstoel', waarbij de stap al weer leek te versnellen richting lift, naar de oplossende gedachte 'misschien heb ik zo'n muntstuk in mijn portemonnee', waarna de portemonnee bekeken werd en er zowaar een munt gevonden werd. 
De lichte paniek bij de ontdekking, werd doeltreffend onderdrukt door de gedachten door te laten ontwikkelen, mogelijk dankzij het genuttigde ontbijt. 

Boven moeder opgehaald en daarna startte de wandeling richting ziekenhuis. 
Daar bleek vader vandaag goed aanspreekbaar en een lichte euforie kwam naar boven. 
Een aangenaam energieopleverend gevoel, dat enthousiast verwelkomd en gekoesterd werd. 
De vraag om een familiegesprek bleek omgezet in een concreet voorstel voor diezelfde middag en in de ontstane euforie was dat geen enkel punt. Alles kan! 

Het bezoek aan vader werd na een uurtje afgerond, onder het mom van een vermoeide moeder. 
Vader was ook moe, maar zou dat bij hardop aangeven van die constatering ontkennen, al was het maar om het bezoek te verlengen. 
En zelf werd er geen vermoeidheid meer waargenomen nu de euforie het roer vast in handen had. 

De wandeling terug werd gevolgd door aanwezigheid bij de door moeder genuttigde broodmaaltijd en daarbij werd enthousiast nagepraat en kwamen ook andere zaken langs. 
Geen spoor van vermoeidheid meer en evenmin honger, hoewel de klok wel degelijk aangaf dat het weer tijd was iets te eten. 

Terug in de auto zakte alsnog de euforie, nu er geen moeder meer aanwezig was om dat gevoel mee te delen en zoals gebruikelijk volgde onmiddellijk de dip in energie. 
Het was toch wel een vermoeiende ochtend geweest. 

Al bij de eerste rotonde drong door dat het goed was om toch nog even snel bij een winkel te stoppen, nu de planning van de dag herzien was en het zaak was snel de geliefde te bereiken teneinde die te verwittigen van de geplande afspraak op de middag. 
Niet rechtsaf dus, maar een vlotte zwaai linksom de rotonde weer op. 
Het ging goed, maar verdiende geen schoonheidsprijs. 

Bij het uitstappen drong pas na een paar passen richting winkel door dat iedereen een mondkapje droeg. 
Oh ja..... Weer terug, een mondkapje halen. 
Een eerste teken van teruggekeerde overprikkeling. 
Het werd toch tijd om iets te eten.... 

De winkel bleek een oase van rust, vanwege de vertrouwdheid van de winkelketen en het fijne muziekbehang dat de gespannen zenuwen danig kalmeerde. 
Even snel de gewenste dingen halen werd een stuk minder snel. 
Denk aan jezelf klonk weer en dat lukte hier vrij aardig. 
Even kijken op deze plek, nog wat zoeken op die plek en langzaam kwam de kassa alsnog in beeld. 
Altijd de kassajuffrouw op dagen als deze. 
Ter voorkoming van fouten en voor het broodnodige intermenselijke contact zonder enige beladenheid. 
Dat korte logische moment van besluiten wel of niet een bon mee geeft net de kalmerende vertrouwdheid die heilzaam doorwerkt. 

Terug in de auto de route aangepast naar snel en doeltreffend op de plek van bestemming komen, dus toch maar over de ring nu. 
Onderweg een smoothie genuttigd en bij stoplichten happen genomen van een maaltijdsalade. 
Echte tijd voor lunch was er immers amper. 

In het andere ziekenhuis was het bij binnenkomst op de kamer een drukte van belang. 
Er was net een looppoging ondernomen die goed verlopen was.
De euforie borrelde weer omhoog. 
In de korte tijd die beschikbaar was de gekochte spullen overhandigd en de plannen voor de middag gemeld. 
Nauwelijks was er ruimte voor meer uitwisseling van wederwaardigheden, behalve een enthousiast verslag over het goede contact met vader die morgen. 
Belangrijk, omdat een dag eerder het contact nauwelijks mogelijk gebleken was. 

Om drie uur weer richting auto. 
Voor vertrek uit de parkeergarage de laatste happen van de maaltijdsalade genuttigd en weer door. 

Het gesprek bij vader was gevuld met veel medische informatie. Er konden ook vragen gesteld maar de hersens kwamen niet veel verder dan de belangrijke vragen met betrekking tot de dagelijkse zorg en de wensen daaromtrent. 
Genoeg informatie, maar toen de arts in opleiding die ook bij de operatie van vader aanwezig geweest was weer vertrokken was hingen er toch ineens nog vragen in de lucht. 
Een andere keer dan maar. 
Broer liep mee naar buiten en samen bespraken we het gehoorde en onze gedachten daarbij en eenmaal buiten kwam ook de naderende ontslagdatum van moeder ter sprake. 
Broer was van mening dat ' haar in het diepe gooien' vast wel beter resultaat zou hebben dan ze zelf voorzag. Ze kon heus wel voor zichzelf zorgen met wat ondersteuning van thuiszorg. 

De geautomatiseerde handeling van parkeerkaart betalen ging bijna mis toen de hersenpan op tilt sloeg door het gehoorde onbegrip van broer voor de wijze waarop autistische vrouwenhersenen werken. 
Met de grootst mogelijke moeite lukte het om zonder al te veel stemverheffing of al te felle bewoordingen te weerspreken dat het 'vast wel zou gaan'. 
Nee, dat gaat het niet! 

Als ik al vergeet dat ik mogelijk dorst of honger heb en me daarom moe of onprettig voel, maar niet opsta om dat op te lossen, simpelweg omdat de logica niet doordringt, juist als ik het hard nodig heb, hoeveel te meer geldt dat dan niet voor onze 81jarige moeder die al meer dan 50 jaar uitsluitend voor anderen zorgt en nooit echt voor zichzelf heeft hoeven zorgen? 
Het leek niet helemaal binnen te komen. 
Wat logisch is, zo zei ik, omdat het ook zeer lastig voor te stellen is. 
Mijn zinnen werden steeds chaotischer en mijn gedachten buitelden over elkaar heen en het leek verstandig ons gesprek voor nu te staken, ook omdat het parkeerkaartje dat we zojuist gekocht hadden geen eeuwige geldigheidsduur heeft. 
We namen afscheid. 

In de auto besloot ik eerst wat te drinken van de smoothie en een paar granenkoekjes te eten, die voor dit doel van snel bijkomen altijd in de auto liggen. 
Het hielp. 
De hersens werden weer kalmer en rustig kon de auto gestart en in beweging gebracht. 

Dit keer bij het stoplicht toch bewust de langzamere snelheid route door de stad genomen, omdat de snelheid van de tweebaansring nu teveel gevraagd zou zijn. 
Het was inmiddels half vijf geweest en zou daar vast druk zijn.

De rustige keuze bleek een goede te zijn. Er was zeer weinig verkeer op de weg, grote delen van de route was er amper een auto te zien zelfs. 
Het verliep vlot en kalm en vlak voor de laatste kruising een richting verandering vergde schoot het tanken weer naar boven als noodzakelijkheid. 
Dat zou vast handiger zijn om nu te doen. 
Zo gezegd zo gedaan. 
Even naar rechts was een tankstation te vinden. 
Het kostte een langere route om die te kunnen bereiken, maar dat lukte en bij de pomp aangekomen werd de auto bij de eerste pomp neergezet. 
Een achterop komende auto reed eromheen naar de voorste pomp en toen pas drong door dat dat natuurlijk logischer geweest was om zelf te doen. 
De juiste keuze maken voor de te tanken brandstof duurde langer dan gebruikelijk. 
Een andere pomphouder en een overprikkelende dag waren daar debet aan. 
Het lukte en toen kon er in de winkel betaald. Na een terugloop moment voor het noodzakelijke mondkapje. Ook deze ruimte was aangenaam om even tot rust te komen, dus maar een rondje langs de uitgestalde goederen en toen het oog viel op koude koffie daar een exemplaar van meegenomen. 
Zou het nog een idee zijn om zo bij de McDonald's te stoppen voor de avondmaaltijd? Of toch maar door en later thuis iets eten? 
Het werd door naar het ziekenhuis zonder verdere tussenstop. 
In de parkeergarage de koffie nog genuttigd en een laatste paar koekjes en een beetje chocola. 
Toen weer een mondkapje op en naar de afdeling. 

De ruimte was wederom gevuld met activiteit, maar nu was de enige taak nog er zijn voor mijn geliefde en de activiteiten pasten binnen de verwachtingen. 
Rond een uur of zes was de rust meer weergekeerd en nu zit ik al een tijdje rustig dit relaas te tikken terwijl hij slaapt. 
Straks ga ik weer naar huis. 
Mijn hond ophalen en nog een kalmerende avondwandeling maken. 
En natuurlijk een maaltijd nuttigen! 

Ja, denk aan jezelf is een zeer goed advies. 
Maar soms is zelfs dat bijna teveel gevraagd. 






dinsdag 12 januari 2021

Zijn of hebben

 In velerlei opzichten zijn de woorden 'zijn' en 'hebben' interessante (koppel)werkwoorden. In de eerste plaats omdat ze zo handig zijn, ze verbinden woorden met het grootste gemak met elkaar en hebben zelf amper betekenis die opvalt. Nuttige smeermiddelen zijn het daarmee en dat hebben we graag in het leven, smeermiddelen die ons helpen. 

Toch is er ook een heel erg groot verschil tussen beide woorden. Het ene woord heeft genoeg aan zichzelf en kan zijn zonder hebben toe te hoeven voegen. Het andere woord is altijd bezig met iets koppelen aan zichzelf, want hebben verbindt ten allen tijde dingen die anders los van elkaar zouden bestaan. 

Dan blijkt ook nog dat de beide woorden hele volksstammen uit elkaar kunnen drijven zodra het gaat om het koppelen van een begrip aan een persoon. 
En ik was daarover na aan het denken en realiseerde me ineens dat het nog veel dieper gaat. 

Ieder mens heeft ongemerkt een voorkeur voor een van beide woorden. Dat haal je niet altijd uit het taalgebruik, hoewel ik vermoed dat het ene woord mogelijk meer gebezigd wordt dan het andere, als de voorkeur uitgesproken is en niet sluimerend vaag aanwezig. 

Ik ben zelf nogal een zijn mens. Ik heb namelijk een opleiding en beroep gekozen indertijd waar een zijnsberoep bij hoort. Een predikant ben je, en dat ben je vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, twaalf maanden in het jaar, levenslang vanaf dat je in het ambt bevestigd werd en ook nadat je het vak niet meer actief uitvoert, maar emeritus status verworven hebt. 
Maar ik ben het in meer opzichten. 
Ik hou ervan om de wereld van een afstandje te beschouwen en er in alle rust het mijne van te denken, wat ik dan al dan niet na enige tijd deel met de wereld, die ik dan ook gun er het zijne of hare van te denken. Wat mij betreft hoef je niet dezelfde levenswijze te hebben als ik, ik vind het prima als je zelf meer een hebben persoon bent. 

De hebben personen van deze wereld zijn namelijk ook degenen die zorgen dat ik veel heb om in te zijn. Ik kan in auto's die mensen hebben veel plezier ervaren, ook als ik ze alleen maar langs zie rijden. Ik kan ook huizen die mensen hebben betreden met veel genoegen, zonder ze zelf ooit te hoeven bezitten, er zijn is me meer dan genoeg. 
Ik vind het ook erg fijn dat er mensen zijn die bibliotheken hebben waar ik dan weer veel in kan ontdekken over mijn staat van zijn en waar ik wellicht ook ooit nog wil zijn. 

Mijn wijze van zijn is erg verweven met zaken die anderen ook nog weleens onder hebben laten vallen. 
Zo zeg ik graag dat ik moeder ben, waar anderen zouden zeggen dat ze kinderen hebben. 
En ik ben graag de partner van mijn geliefde, hoewel anderen wellicht zeggen dat ze een partner hebben. 
En ik ben ook autist, al besef ik dat velen liever zeggen dat ze autisme hebben. 
Ook ben ik eigenaar van een woning, wat ik een fijne aanduiding vind voor het feit dat ik een eigen huis heb. 
En ik ben in het bezit van een auto, wat ik liever beweer dan dat ik zeg dat ik een auto heb. 

Het betekent niet dat ik de hebben zinnen nooit uitspreek. Integendeel. In de huidige maatschappij is hebben een gebruikelijkere wijze van je uitdrukken dan zijn en ik pas me makkelijk aan aan de verwachtingen van mensen. 
Maar als ik puur vanuit mijzelf zou praten zou zijn me nog sneller in de mond liggen dan toch al het geval is. 

Ik ben dan ook blij dat deze periode waarin we het voortdurend hebben over Covid19 en vaccins, me veel ruimte bieden om te leven bij de dag en gewoon te zijn, zonder te hoeven hebben. Ik heb gelukkig geen corona, nog niet eens een test hoeven hebben. En gevaccineerd wil ik wel graag zijn, zodat mijn bestaan weer wat meer bewegingsruimte kan kennen waar ik minder het gevoel krijg dat ik risico loop. Dat wil ik namelijk niet graag hebben, risico. Ik ben nogal risicomijdend, omdat dat mijn zijn het meeste armslag biedt en ik geen beschermende toestanden hoef te hebben die ik als ballast ervaar. 

Mijn zijn is mij genoeg. Daar heb ik weinig meer bij nodig. (nou ja, een toetsenbord is fijn! Tikt wel zo makkelijk!)

zondag 10 januari 2021

Emoties en gevoelens, wat moet je er nou mee?

 In mijn leven spelen veel woorden een enkelvoudige rol, ik weet exact wat ik bedoel met een woord als ik het gebruik en het woord betekent uitsluitend dat. Toch zweven er ook woorden in mijn hoofd rond die een meer vage betekenis hebben en een soort van inwisselbaarheid kennen. Dat geldt bij mij voor de woorden emotie en gevoel. Of het nu enkelvoud of meervoud is, voor mij is het allemaal één pot nat. Gevoelens en emoties zijn dingen die door de meeste mensen heel belangrijk gevonden worden en voor mij vooral raadselachtig zijn en opploppen op de meest onhandige momenten. Ze plegen de gewoonte te hebben zich te vertonen als ik ze totaal niet gebruiken kan. Of ze vermommen zich in vormen die ik niet herken als passend bij een situatie, of in een vorm die anderen anders duiden dan ik denk dat ze willen uitdrukken. 

Gelukkig kan ik gevoelens en emoties meestal rustig ergens in een hoekje van mijn hoofd parkeren, waar ze met zichzelf het uit mogen zoeken en mij verder niet al te veel lastig hoeven te vallen. 
Totdat ik plotseling bespeur dat ik wel erg moe ben, op een tijdstip waarop dat nog niet logisch is of op een wijze die ik niet geheel kan plaatsen. In dat geval blijkt vaak dat ik ze teveel zelf heb laten uitzoeken en nu toch echt aandacht aan ze moet gaan schenken. Aandacht die meestal heel wat ongemak met zich meebrengt voor het wat oplevert. 
Logischerwijze stel ik dat zo lang mogelijk uit. Ook (juist) als ik heel moe ben. 

Soms zorgen ze zo goed voor zichzelf dat ik ze nergens terug kan vinden en er dan voor het gemak maar vanuit ga dat ze simpelweg verdwenen zijn of opgelost. 
Toch is dat zelden het geval. Meestal hebben ze zich dan ergens verstopt en komen tevoorschijn als ik er totaal niet op bedacht ben en het ook totaal niet gebruiken kan dat ze zich weer overal mee komen bemoeien. 

Zo geven gevoelens en emoties me altijd veel extra werk, omdat ik ze in het dagelijks bestaan niet werkelijk een rol laat spelen, puur en alleen omdat ik geen idee heb hoe ik dat het beste zou kunnen aanpakken. 

Hoe vaak ik ook nadenk over emoties en gevoelens, ik kom er nooit echt uit, wat ik nou met ze aan moet. 
En dat is dan wel weer logisch verklaarbaar, immers, gevoelens en emoties voel je en ervaar je, die laten zich niet bedenken. 

Dat ik altijd gedacht heb dat je er over kunt denken, komt doordat me met regelmaat iets gezegd is dat me op dat spoor zette. Mensen vragen graag 'wat voel je' en als mij een 'wat' vraag gesteld wordt, weet ik dat er een 'dat' antwoord bij hoort. Het kan dus in mijn hoofd niet zo zijn dat 'wat voel je' een manier van zeggen is die je wil uitnodigen om je gevoelens en emoties te delen, ongeacht welke deze zijn. Het is in mijn hoofd een uitnodiging om nauwgezet verslag te doen van je innerlijke gevoelsleven, waarin die emoties en gevoelens zich roeren. 
Maar hoe doe je dat? 

Ik ervaar emoties en gevoelens als een wirwar van mogelijkheden die tegelijkertijd aanwezig zijn en toch onzichtbaar en onvindbaar zijn en zich roeren terwijl ze stil in een hoekje liggen en opspringen zonder zich te verplaatsen. Hoe geef je dat nou helder aan in woorden? En hoe zet je dat om in een zin die past bij 'wat voel je'? 
Moet ik dan zeggen 'ik voel dat ik zweef boven alles uit en tegelijkertijd duikel ik diep omlaag en hang ik ergens tussenin'? Dat komt niet over als een zin die een antwoord geeft. Toch kan het een adequate weergave zijn van wat ik op enig moment van binnen ervaar. 
Mijn emoties en gevoelens zijn nogal origineel en indringend als ik ze toelaat in mijn bewustzijn en verwoorden daarvan kan dan ook alleen en uitsluitend via metaforen en vergelijkingen en lijkt op zinnen en doet denken aan gedachten. Het blijkt niet helemaal wat mensen verwachten te horen te zullen krijgen als ze je vragen 'wat voel je'. 
Integendeel. 
Het lijkt te moeten gaan om een eenduidigheid, een 'dit voel ik' antwoord dat geen misverstanden op kan roepen. Dus moet ik dan een keuze maken, zo komt het op me over en kan ik het diep omlaag duikelen kiezen terwijl ik zelf het er tussenin hangen mogelijk belangrijker vind of me prettiger voel bij het boven alles uit zweven. 
Geef ik een dergelijk antwoord dan ontstaat er nog een gevoel. Het gevoel dat ik een fout antwoord gaf. Dat is een knellende band die mijn denken verstoort en mijn gevoelsleven in een afwachtende pauze plaatst, waarbij mijn emoties gespannen wachten hoe ik me hier weer uit zal gaan redden. 
Voelen is nooit fout, is me met regelmaat verzekerd. 
Dus het gevoel dat ik een fout antwoord gaf is ook niet fout. 
Toch weet ik uit ervaring dat ik dat niet hardop moet uiten, omdat ik dan juist te horen krijg dat het helemaal nooit fout kan zijn wat ik voel. 
Huh?
Maar voelen dat ik het fout voel is wel fout?
Hoe zit dat dan?
Of begrijp ik het verkeerd?
In totale verwarring worstel ik inwendig met de vele antwoordopties en kom steeds verder af te staan van wat ik zwevend boven alles uit ervoer en meer en meer wordt het diep omlaag duikelen het enige werkelijke gevoel dat ik nog waarneem, nu sterker dan ooit tevoren, waarder dan waar en dieper dan diep en geen sprake is er meer van er tussenin hangen. 
Dat versterkt weer mijn gedachte dat de vraag 'wat voel je' uitgaat van slechts één gevoel en geen ruimte biedt aan een complex van gevoelens tegelijkertijd. 

Zo wordt de vraag een leidraad voor mijn gevoelsleven en voel ik alleen nog maar wat ik aanvankelijk als 'fout antwoord' ervoer. Zo herstel ik mijn 'foute gevoel' en kan in min of meer oprechtheid bevestigen dat dat gevoel van diep duikelen niet echt plezierig is. 
Nee, niet bepaald. Als je nog eens wat weet! 
Vraag dan ook niet naar mijn gevoel! 
Het is voor mijzelf al vaag genoeg. Maak het niet nog vager door je vragen die mij de illusie bieden dat voelen helder is en duidelijk en eenduidig. 
Dat is het dus absoluut niet!