vrijdag 11 oktober 2013

Op een dag in september



De werkelijkheid overstijgt de fantasie. En als in de werkelijkheid de fantasie haar intrede doet is onderscheiden van fantasie en werkelijkheid een lastige klus. 
Er kwam een dag waarop alles in de werkelijkheid een fantastische kant kreeg, een kant waarvan de denker dacht dat er een verband tussen te vinden was en een oorzaak in gelegen was. De voeler had de regie overgenomen, edoch de denker meende het roer stevig in handen gehouden te hebben en had geen gevoel voor de gevoelens van de voeler en dacht er het zijne van. Het zijne hield in dat elk ding dat gezien en waargenomen en meegemaakt werd in verband stond met elk ander ding dat gezien en waargenomen en meegemaakt werd. Tot op het punt dat het onmogelijk geworden was iets anders te denken dan dat. De denker raakte verstrikt in gedachten die telkens hetzelfde meedeelden: dit heeft verband met dat, dat heeft een verbinding met dit en achter al die verbindingen zitten personen die zorgen voor juist deze verbindingen en ook de verbindingen waar ze geen invloed op hebben horen er toch bij, waarmee dus ook de zon die door de wolken breekt betekenis en zin krijgt en in verband staat met de overlijdensadvertenties in de krant waar namen genoemd worden en teksten geschreven worden die betekenis hebben voor de lezer in casu de denker en daarmee rechtstreeks tot de denker spreken en verband houden met de muziekfragmenten die op internet aangeboden worden door de zoekmachine en dat houdt weer verband met het eenvoudige feit dat nu een auto langsrijdt met een betekenisvol opschrift en zo dacht de denker verder en verder en dieper en dieper en raakte meer en meer de gedachten die bij de denker hoorden kwijt en kwam meer en meer terecht in een holistische staat van zijn waarin daadwerkelijk alles met alles samenhangt, alleen niet op de wijze die de denker voor ogen had.

Zo ontstond verwarring in het hoofd van de denker, zonder dat de denker het zelf besefte, wat wellicht het meest verontrustende element in dat denken van die denker was. De voeler had nog enig besef van de vreemdheid van de gedachten van de denker en hoewel de voeler de regie in handen had, was het toch de denker die de koers bepaalde en zo kon het komen dat de denker en de voeler tezamen op reis gingen naar een eenzame plaats om daar elkaar weer te ontmoeten op een wijze die de denker en de voeler tot een eenheid zou kunnen samenvoegen al wist de denker op dat moment nog niet dat dat het doel was van de ondernomen queeste. 

De denker stond te denken en staarde in de verte en door het staren of door de verte, wie zal het zeggen, ontdekte de denker het gezelschap van de voeler en verwelkomde deze in zijn denken. Ha voeler, welkom, wat voel je? De voeler verwoordde wat er zoal gevoeld werd en de denker nam er nota van en bedacht dat die voeler toch wel scherpzinnig was en dat het wellicht een verstandige keuze zijn zou de voeler eens te laten voelen wat er te voelen is zonder daar gelijk zijn eigen gedachten tegenaan of tegenover te zetten. De denker liet de voeler toe en zo kwamen de voeler en de denker nader tot elkaar. Het was een bijzondere ontmoeting, daar op die eenzame plek. Een ontmoeting die een keerpunt bleek te zijn in het denken van de denker. Tot dan toe had de denker gedacht dat de voeler slechts een bijrijder was in het voertuig van het leven. Op dit moment echter drong voor het eerst diep door dat zonder die bijrijder het voertuig van het leven doelloos rond zou rijden en geen route zou kunnen bepalen waar het mogelijk was gebaande en ongebaande paden te gaan die toekomst en verleden in een actueel heden met elkaar in verbinding laten staan zonder de koers uit het oog te verliezen of van het pad af te raken. De voeler is de onmisbare metgezel van de denker, zo bedacht de denker en de denker dankte de voeler voor de gevoelige toon waarop de voeler dat kenbaar had weten te maken aan de denker. De denker voelde zich verrijkt. En de voeler dacht er het hare van.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten