dinsdag 5 mei 2020

Het geluk is met de dommen

Er bestaan uitdrukkingen en gezegden die me onbedoeld en ongemerkt gevormd hebben tot de persoon die ik geworden ben.
Van sommige uitdrukkingen en gezegden was ik me dat al langere tijd bewust. Van andere dringt het mondjesmaat door dat ook deze uitspraken me gevormd hebben en wellicht zelfs vervormd ten opzichte van wie ik in aanleg was toen ik het levenslicht voor het eerst mocht aanschouwen.

Een van de uidrukkingen die me nogal sterk gevormd blijkt te hebben is een combinatie van twee uitspraken. Enerzijds was er de veelvuldig gehoorde 'het geluk is met de dommen', die komisch bedoeld gebezigd werd als iemand een onverdiend gelukje meemaakte in een situatie die ook makkelijk heel anders af had kunnen lopen.
Zoiets als te laat de deur uit gaan om op tijd bij de bushalte te staan en dan toch de bus gewoon halen. In zo'n situatie klonk in mijn leven 'het geluk is met de dommen'.
Die uitspraak klonk dan ook vaak in verband met mijn jongere broer die het regelmatig presteerde om zijn eigen tijdsindeling hoger te achten dan de dienstregeling van de bussen waar hij gebruik van maakte en desondanks er zo goed als altijd toch in slaagde de gewenste bus te halen. Ik snapte in dat geval dat de uitdrukking grappig bedoeld was, want mijn broer was uitermate intelligent en absoluut niet dom.
De andere uitdrukking die een rol ging spelen in mijn leven was de uitspraak 'only the good die young' (oorspronkelijk een latijnse uitspraak 'quem di diligunt adolescens moritur' 'wie de goden liefhebben sterven jong'). Dat het ook een popsong was maakte de uitspraak tot een soort muziekje in mijn hoofd.
Toen in 1996 mijn zeer intelligente broer stierf kwam die tekst regelmatig in mijn hoofd tevoorschijn.
Een logisch gevolg van het feit dat zijn dood duidelijk voortijdig genoemd kon worden, hij was jong, en geliefd bij velen, dus viel exact in de categorie waar de uitspraak over ging. De oorspronkelijke tekst was bedoeld als een soort van verzachting voor het feit dat een dierbare al op jonge leeftijd gemist moet worden. Het werkte in mijn hoofd echter op een andere wijze. Het begon een stuk van mijn zelfbeeld te overschrijven. Want als de goeden jong sterven betekende dat natuurlijk dat mijn doorleven bewijs was dat ik niet behoorde tot de goeden.
En omdat ik zeer regelmatig geluk had in het leven ging ik die gedachte onbewust en onbedoeld verbinden met de uitspraak 'het geluk is met de dommen'. Een rampscenario ontrolde zich, zonder dat ik het besefte.
Ik werd de domme die altijd geluk had, maar die niet goed was, omdat ze nog in leven was en goeden horen jong te sterven en mijn slimme broer had weliswaar geluk gehad in het bestaan, maar was toch door zijn dood wel een enorme pechvogel geworden en kon niet meer gerekend worden onder de uitspraak 'het geluk is met de dommen'.

Mijn hoofd kolkte en kronkelde en kwam tot de briljante conclusie dat ik dom was dat ik nog leefde en dat ik beter het moede hoofd teneer kon leggen, maar daar vooral niet al te lang mee zou moeten wachten omdat ik anders zeker niet meer mezelf 'goed' zou kunnen maken door jong te sterven. Een depressie werd geboren.

Hoewel de depressie al vele jaren achter me ligt werd me onlangs weer eens helder dat ik dat zelfbeeld dat ik toen ging vormen nog bepaald niet losgelaten heb.
Nu mijn verjaardag nadert, die waarop ik definitief niet meer kan doen alsof ik tot de jongeren behoor, voel ik me veroordeeld tot het leven als volwassene. Een leven dat nooit meer goed kan komen door jong te sterven. Ik heb het geluk dat ik nog leef. En geluk hebben is behoren tot de dommen. En dus ben ik dom dat ik nog leef.
De gedachte openbaarde zich en omdat ik momenteel niet in een depressie verkeer was ik in staat tot analyseren van de bron van deze denklijn.
En ik ben er uit. Getuige bovenstaande.
En ik vind dat best wel slim van mezelf, al zeg ik het zelf.

Mijn hersenen doen hun werk nog naar behoren, ze laten me inzien dat wat ik denk niet altijd logisch samenhangend is en derhalve goed onder de loep genomen dient te worden.
Mijn letterlijke neigingen nekken me nog eens. Zoals ze dat indertijd mijn oh zo slimme broer ook deden. Hij is er in gebleven. Had niet het geluk dat hij de levenswijsheid kon verwerven die leven na de dood van een dierbare cadeau doet aan de voortlevende. Zijn bestaan brak voortijdig af. Hij kan er niet meer over nadenken.
Dankzij hem kan ik er echter goed over voordenken en tussendenken en aan terugdenken en over nadenken en mijn gedachten over laten gaan.

Soms is het geluk met de dommen.
Maar dat kan ook bewijs zijn dat ze slimmer zijn dan ze zelf zich bewust waren!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten