woensdag 31 december 2014

Zinloze daden

Oh ja, dit is het land van make belief.........
Dit is het land waar iedereen zijn eigen koninkrijk heeft.
17 miljoen selfies, sprak de koning.

Dus kan de ene burger de andere burger het werken onmogelijk maken.
Had je maar niet moeten komen bij dit ongeluk dat net door mij veroorzaakt werd.
Had je maar niet moeten handelen bij deze brand die ik van vreugde middenop straat aan het stoken ben.
Had je maar niet moeten spreken toen ik stond te schreeuwen dat je je gore rotbek dicht moet houden.

Dus kan een minister roepende in de woestijn worden met een boodschap die geen inhoud heeft.
Want waarom zou je moeten vragen om toestemming om hulp te verlenen in geval van nood?
Waarom zou je moeten vragen om ruimte als je iemand wil bevrijden van een ramp?

Dus kan de ene selfie de andere een rotschop blijven verkopen of een knal voor zijn kanis geven of een scheldkannonade ten beste geven. De lol kan niet op. Geeft immers weer een goede tweet of FB tekst?
ROFLOL
(maar niet heus)

dinsdag 30 december 2014

Eindejaarsoverzicht

Nog even bedenken of ik overstappen ga naar een nieuwe zorgverzekeraar. Kan nog net, het jaar is nog niet voorbij en ik word bijkans doodgegooid met aanbiedingen van deze en gene verzekeraar. Goed van ze dat ze me bijtijds voorlichten om mij kosten te besparen en hen er een klant bij te bezorgen. Een goeie deal. Echte handelsgeest. Waarvan het de vraag blijft wie er nu het meeste baat bij zal hebben, de verzekeraar die ik verlaat en die dus mij geen vergoedingen meer hoeft te geven die ver boven mijn betaalde premie uitgaan (in theorie dan, want de praktijk leert dat ik tot op heden een goedkope klant voor ze ben, heb immers geen ziekenhuisbezoeken en gespecialiseerd voorgeschreven medicatie nodig aangezien ik gemiddeld genomen voor een chronisch zieke (astma, onschuldig toch?) tamelijk gezond van lijf en leden ben en slechts jaarlijks wegens onderhoudsmedicatie mijn 'eigen risico' op soupeer), de verzekeraar waar ik heen ga of ikzelf. Ik denk eerlijk gezegd dat ik niemand baat of schaad, hooguit mijn eigen portemonnee, maar die voelt niets, die deelt slechts uit van wat ik er in laat komen.

Oh ja, er waren nog wat van die eindejaarsdingetjes, dat je voor het eind van het jaar je zaakjes op orde moet hebben, omdat het anders ineens onmogelijk is nog declaraties in te dienen of aanvragen te doen. Het einde van het jaar is als een zwaard van Damocles, hangend boven vele hoofden, die erdoor getorpedeerd dreigen te worden.

Nee, ik leid mezelf af, nu echt die vergelijking eens gaan maken. Wat heb ik nodig......niets.....behalve dat wat ik toch al zelf betalen mag. Eh.....stel nou dat ik volgend jaar ineens wel iets nodig heb......wat is dan nu wijsheid? Kan ik wel een keuze maken over een toekomst die nog niet bestaat? Ik heb het afgelopen jaar, mijn hele leven tot nu toe, tamelijk geluk gehad, maar wie zegt me dat het op gezondheidsgebied zo blijven zal? Ik hoor van alles en iedereen om me heen over plotseling ontdekte ziekten, die hun hele leven op de kop zetten en veel medische en aanverwante (parkeren, vlak dat niet uit!) kosten met zich meebrengen. Onvoorziene kosten uiteraard. Net zo onvoorzien als de ziekte zelf. En ondeclareerbare kosten, netzomin als de ziekte ergens terug te bezorgen is om er vanaf te zijn en het zelf niet te hoeven dragen.

Vandaag in de krant weer eens een tekst van een kankeroverlevende die nu een heel tof leven heeft, indirect dankzij de kanker, om je dood te ergeren, alsof je de hele periode van angst of je morgen of overmorgen dood gaat over kunt slaan als je leven weer in het gareel verder gehobbeld is. Is het leven niet ook de geschiedenis ervan? Is dat niet wat je uiteindelijk vormt en wegen wijst?

Goed, ik zocht naar manieren om een keuze te maken. De verleden ervaring bood geen soelaas, de toekomst verzinsels brengen me niet verder. Wat moet ik dan kiezen? Is er wel iets te kiezen? Wordt er niet hoe dan ook voor ons gekozen in deze?
De keus valt op alles bij het oude laten, opdat wat in het verleden werkte wellicht voor de toekomst ook zinvol kan blijken te zijn. Het voelt onbevredigend. Alsof ik geen keuze maken kan. Maar ja, is het dat niet precies? Hoe kan ik kiezen? Er is niet te kiezen!!!!!!

Ziek word je niet omdat je dat wilt of omdat je dat opzocht of omdat je daar voor koos of omdat iemand je dat aan wou doen of omdat je nalatig was of omdat je slordig met jezelf omging of omdat je er slechte gewoontes op na hield. Het kan allemaal invloed hebben, maar zeker weten doe je dat nooit. Helemaal nooit. En ga dan maar eens weloverwogen kiezen wie dat onvoorspelbare risico voor jou het beste verzekeren kan tegen onvoorziene en deels ook nog ondeclareerbare kosten. Goede raad is duur? Goede raad bestaat niet!

Dus......aan het einde van het jaar......blijf zitten waar je zit, hou je adem in en stik niet.

zaterdag 27 december 2014

Beestenweer

Het bos oogde verlaten. Sneeuw viel uit de lucht, bomen knarsten onder het gewicht dat liggen bleef en de takken verzwaarde. Een eenzame wandelaar betrad de paden. Veel voetstappen gingen voor. Verschillende stevige schoenafdrukken waren er te zien en dierenpoten, oneindig veel dierenpoten, keurig over de paden. Het hoge 'ik moet wel'-gehalte van de voetstappen was te lezen op de betreden paden. Dieper het bos in verdwenen ze, verdween ook de gele sneeuw en de stinkende bultjes bruine rommel waar de eenzame wandelaar omheen stapte. 

Mijmeringen volgden, stap na stap. Wat nu als er niet zoiets bestaan zou als 'ik moet wel'. Geen plicht tot zorg, voor dieren die je zelf in huis haalt. Geen noodzaak tot verplaatsen van zinloosheid naar zinloosheid, alleen maar zijn. Wat nu als je keuzes maken kon zonder enig 'ik moet wel'-gehalte? Zouden mensen dan op pad gaan in dit weer? Zouden er meer eenzame wandelaars bestaan? Zouden die een 'ik moet wel' drang voelen? Of is wandelen ten allen tijde een keuze? Ook als je wel moet? 




maandag 22 december 2014

Midden in de winternacht

Naamloos bleef het kind in het vluchtelingenkamp, want nog voor het de eerste schreeuw kon laten horen was de moeder aan haar bevalling bezweken. Ze kon het niet meer van een naam voorzien en het kind was te onbeduidend om genoemd te worden. Het bleef 'het kind'. Een andere vluchtelinge die haar kind onderweg naar dit kamp verloren had aan de vele ontberingen die de tocht door de bergen betekende - bergen, waar de eeuwige sneeuw en de striemende wind de temperatuur tot beneden nul hadden doen dalen - had zich over het kind ontfermd. Ze had nog melk. Maar kon zich er niet toe brengen zich te hechten aan het kind, dat in tegenstelling tot haar eigen geliefde zoon, wel het leven had mogen behouden, doordat het veilig in de schoot van de moeder door had kunnen brengen tot het veilig genoeg was in de relatieve geborgenheid van het kamp.
Het kind ging van hand tot hand. De moeder zonder kind had het maar een paar dagen volgehouden. Een andere moeder had het overgenomen. Dit keer een moeder met een wonderbaarlijke overvloedige melkproductie, ondanks de tekorten in voedsel die heersten in het kamp. Deze moeder hield het langer vol, maar ook haar zorg voor het kind bleek tijdelijk, toen ze uit angst voor een nieuwe aanval opnieuw op de vlucht sloeg, zonder het kind, dat het hare immers niet was.
Nu kwam het kind in handen van een man, een man die kinderen zocht voor ouders in een ver buitenland, waar mensen zonder kinderen maar in bezit van geld en goederen keuzes konden maken die hier in dit kamp ondenkbaar waren. De man had poedermelk beschikbaar en nam het kind mee. Het kamp uit.
Een lange reis volgde, een comfortabele reis voor het kind, want nu was het kind een kostbaar goed geworden, verhandelbaar tegen harde klinkende munt en op goederen die geld opleveren pas je zo goed mogelijk, handel is handel immers.
De man had contacten met een bureau dat het kind van hem overnam. Opnieuw ontfermde een vreemdeling zich over het kind. Ditmaal met minder zorgvuldigheid, want nu ging het om een onderbetaalde kracht in een weeshuis dat die naam niet dragen mocht, aangezien het kinderen met of zonder ouders binnen liet komen, zolang het kind in kwestie maar jong en onopeisbaar was en gezond (op het oog). De medewerker was nalatig en bijna had het kind het niet gered. Er kwam echter toevalligerwijze een ouderpaar hun kind ophalen in het weeshuis. Ze wisten niet welk kind hun kind zou zijn en zagen het kind in een bedje liggen, duidelijk verzwakt. Hun hart brandde in hun binnenste en ze konden niet anders dan dit kind als hun kind beschouwen. Het werd nog een hele rel, aangezien een ander kind voor hen bestemd was. Ze voelden het zelf niet als een afwijzing, maar dat was wel wat hen werd aangewreven door de directie. Immers, afspraak is afspraak, ook als het om kinderen, die uiteindelijk gewoon handel zijn, gaat. 
Het kind mocht mee. Na lang soebatten en de nodige steekpenningen. Er was gevochten voor het kind en de ouders hadden hun band verzegeld door hun lot te verbinden aan dit kind. Het kind ging mee, naar een ver land, waar de mensen een andere taal spraken en een andere huidskleur hadden en waar niemand hoefde te vluchten voor veiligheid of voedsel of een dak boven het hoofd. Hoewel, als je goed keek zag je ook in dit land waar het kind nu terechtgekomen was mensen op straat lopen, ogenschijnlijk in goede doen, maar bij een nauwkeurigere blik overduidelijk zonder doel op weg naar nergens en in gezelschap van al hun schamele bezittingen. Ook hier bleek voedsel en veiligheid niet zo vanzelf te spreken als gehoopt mocht worden of gedacht werd door hen die wel beter zouden kunnen weten.
Het kind was onbewust van dit alles toen het in een schone wieg gelegd werd met pasgestreken lakentjes en een zacht wollen dekentje in het witste wit dat voorstelbaar is voor een wollen dekentje. Een schaapje was er op geborduurd, als om te bewijzen dat de wol niet synthetisch was, zoals ook het lakentje een merktekentje had waaruit bleek dat dit goede katoen was, zeer verantwoord geteeld, zonder mens of milieu uit te buiten. De ouders van het kind hadden zich goed voorbereid. Niets zou hun kind ontbreken, zelfs moedermelk van de moeder zelf bleek tot de mogelijkheden te behoren (hoe dat zit kan de geïnteresseerde lezer nalezen bij verenigingen als 'borstvoeding natuurlijk'). Het kind kwam niets te kort.
Het had alleen geen naam.

donderdag 4 december 2014

Contekstueel

Temidden van blanken voel je je als kleurling aardig ontheemd. Temidden van rijken voel je je als arme aardig misplaatst. Temidden van hen die niet zijn zoals jijzelf voel je je totaliter aliter. Niets bijzonders. 

Temidden van bekenden voel je je thuis. Temidden van verwante zielen voel je je erkend. Temidden van hen die zo zijn als jijzelf voel je je normaliter als de ander. Niets bijzonders. 


Maar wat nu als je temidden van blanken blank bent en je toch ontheemd voelt? Wat nu als je temidden van rijken rijk bent en je toch misplaatst voelt? Temidden van hen die niet zijn zoals jezelf je bewust wordt dat je wellicht meer op hen lijkt dan het leek. Dan is er iets aan de hand. 


En wat nu als je temidden van bekenden je ontheemd voelt? Temidden van verwante zielen je onzichtbaar weet? Temidden van hen die zo zijn als jijzelf opmerkt dat je toch totaliter aliter bent? Dan is er heel wat aan de hand. 

In de ene context ben je de ene persoon, in de andere context de andere. Als je op je werk bent ben je geen privépersoon, als je bij je gezin bent geen werknemer. Doodnormaal.
Maar als je nu door die contextwisseling ook je eigen rol even kwijt raakt? Is dat dan nog normaal? Je in je gezin gaan gedragen als werknemer, je op je werk als een gezinslid opstellen, het komt voor.....

Conteksten door elkaar halen kan gebeuren en als je je vergissing bemerkt lukt het vaak wel om de schakel innerlijk om te zetten. Oh ja, dit is niet mijn partner/kind/broer/zus/ouder, het is mijn baas/collega. 
Maar wat nu als er nog iets heel anders aan de hand is?
Je loopt in de supermarkt en iemand loopt naar je toe, met een joviale groet, gevolgd door een praatje. Je groet, maar kan niet de naam van wie je tegenover je hebt reproduceren, je doet mee aan het praatje, maar kan je niet meer voor de geest halen wie je nu eigenlijk voor je hebt, je neemt weer afscheid en blijft in verwarring achter, met wie stond je nu eigenlijk te praten?


Het klinkt als een idiote gebeurtenis, een zeldzaamheid voor de meeste mensen, maar wie de zeldzaamheid ooit meemaakte, zal goed in kunnen denken hoe ongemakkelijk je je na afloop voelt en hoeveel erger het wordt als je na een paar uur of een paar dagen ineens in een flits weet met wie je gepraat hebt en dat je die persoon echt had moeten herkennen, omdat het notabene je collega/baas of een ander overbekend persoon is. 

En wat nu als dergelijke voorvallen geen incidenten zijn, maar met zeer veel regelmaat voorkomen. Dan wordt een zeldzaamheid regel, waar het tot de uitzonderingen had dienen te blijven behoren.

Als dat gebeurt is er geen sprake meer van context, de context is volkomen losgeraakt van de persoon die in die context zich bevindt. Binnen de bekende context geen vuiltje aan de lucht, alle namen en gezichten vallen op de juiste wijze op hun plek, maar buiten de bekende context is het worstelen met losse gegevens als puzzelstukjes die uit de doos gevallen zijn en nu op zoek zijn naar de juiste doos, die de afbeelding weergeeft die de context is van dit gezicht, waar een naam bijhoort die verdwenen lijkt te zijn in de mist die zich aandient tijdens het zoeken ernaar.
Gezichtsherkenning spreekt voor de meeste mensen vanzelf. Een bepaalde groep mensen echter kan er geen logica in ontdekken. Ze voelen zich als een kleurling temidden van blanken, als een arme temidden van rijken, als een totaliter aliter temidden van de mensheid die gezichten wel herkent. 
Context is alles, maar niet alles is context..........


zondag 23 november 2014

Anders

Het paard verkeerde in hogere regionen, daar waar de rook om je hoofd niet wil verdwijnen en keek de diepte in. Het was een steile helling die te slechten was, uitkomend op een smalle steeg die afgesloten was met een houten deur. Deze kant leek niet verstandig. Draaien dan maar in een andere richting. Een witte balk hing uit de witte muur die de achterkant vormde van het pand. Hier leek meer ruimte te zijn, een ruime tuin was er te zien. Maar ommuurd. Ook dit leek geen uitkomst te bieden. Dan de derde kant maar eens bezien. Hier blokkeerde een toren van kratten het pad. Eén kant bleef over. De voorkant. Een risico. Want daar naar beneden gaan betekende gezien worden.
Het paard waagde de sprong en landde midden op de straat. Het was stil op straat. Zoals gewoonlijk op de late avond.

Het paard galoppeerde er vandoor. De beweging voelde vertrouwd. Het lijf was krachtig en bewoog in de ruimte alsof het nooit anders gedaan had. Vrijheid tegemoet.

zondag 16 november 2014

Silence is golden, but my eyes still see

Vele vormen van geweld, ik noem ze niet, want iedereen is ermee bekend.  Die ene vorm van geweld, die misschien wel het meest dodelijk is, is de vorm waar dit schrijven over gaat. 

Op vele momenten in mijn leven werd ik ermee geconfronteerd.
Terugkijkend denk ik dat het in veel gevallen niet zozeer ingezet werd als bewuste geweldshandeling, integendeel, in sommige zoniet alle gevallen was het ook een vorm van voorkomen van andere geweldshandelingen. Toch is het in mijn leven een dodelijke en diep doordringende vorm geweest, die me gevormd heeft tot de pratende persoon die ik ben. Want, zo ervoer ik, als je ophoudt met praten is alles verloren, is er geen contact meer mogelijk, is er slechts een zwijgende muur waar je keihard tegenaan knalt, zonder dat je beseft dat het niet de muur is die je een knal verkoopt, maar de stilte waar de muur uit opgebouwd is. 
Stilte is er in soorten en maten. Je hebt het weldadige zwijgen, de momenten waarop twee zielen zo samensmelten dat woorden eerder afbreuk zouden doen aan dat gevoel, dan er iets aan toe zouden voegen. Die stiltes kunnen niet lang genoeg duren. Ze kennen, hoe kort ook, in zichzelf al een oneindigheid, omdat ze alle muren weg doen vallen die er tussen mensen kunnen bestaan. Taalbarrières worden er mee overwonnen, communicatieverschillen eveneens en ook de mate waarin geluid al dan niet verdragen wordt is ineens geen punt meer. Al met al is de stilte van het weldadige zwijgen een gezegende toestand van zijn. Twee zielen, in volkomen harmonie samen. Als de zee die haar golven op en neer laat gaan, als de vogel die zijn vleugels de ruimte geeft om door de wind gedragen te worden, als de boom, die ruisend gebladerte laat horen op een zwoele zomeravond. 

Dan is er het ongemakkelijke zwijgen. De stilte waarbij je je afvraagt wat je eens doen of zeggen zult, terwijl de ander dat vermoedelijk op dat moment ook denkt. Die stiltes zijn draaglijk, al zijn ze in geringe mate lastig en kunnen ze een ongehaaglijk gevoel oproepen. Het zijn de stiltes als het beuken van de golven op de kust, waarbij je je afvraagt of de dijk door zal breken of stand gaat houden. Het zijn de stiltes als van de vogel die tegen de wind in worstelt en niet duidelijk is of neerstorten of doorvliegen de uitkomst zijn zal. Het is de stilte als van een boom die staat te kraken in een herfststorm waarvan nog niet duidelijk is of het slechts bladerverlies dan wel brekende takken of zelfs algehele neerstorting van de boom zal betekenen. 
Zwijgen in afwachting van de dingen die komen kunnen of gaan zullen. 

Als de stilte voortduurt kan de ongemakkelijke zwijgende ontmoeting overgaan in de gewelddadige vorm ervan, de stilte die contact onmogelijk maakt. Die stilte is de meest gruwelijke vorm. De stilte die een vraag onbeantwoord in de lucht laat hangen. De stilte die een verwijt onuitgesproken laat. De stilte die een vermoeden dreigt te bevestigen. De stilte die wanhoop bij de een en onmacht bij de ander uitdrukt, tenminste, als het de onopzettelijke variant betreft. Het kan nog erger, als de zwijger de stilte bewust benut om de spreker tot wanhoop te drijven. Een nuttige methode als de zwijger door heftige ondervraging zich gemarteld weet, maar op het moment van normale menselijke interactie een methode die de zwijger tot geweldenaar maakt en de spreker tot willoos bijverschijnsel van een zwijgende situatie die niet opgelost schijnt te kunnen worden door het verbreken van de stilte. 
Dan is het als de zee die over het land spoelt en alles in zijn gang meevoert, goed en slecht, bedoeld en onbedoeld, alles samengevloeid in een zee van stilte. Dan is het als de vogel die de wind niet langer bevechten kan en van koers raakt en ter aarde stort of tegen muren aanvliegt waar een raam geen opening bood, maar slechts een glazen wand was. Dan is het als de boom die met wortel en al uit de grond gerukt ter aarde stort, met donderend geraas om vanaf dan er eeuwig het zwijgen toe te doen. 

Wat mij nu verwondert is dat degene die de stilte hanteert veelal niet bewust lijkt te zijn van de effecten van de stilte op de luisteraar naar diezelfde stilte. Wanneer de zwijger het welbewust benut is dat een complete farce, het doel is immers de ander tot zwijgen te brengen door zelf te zwijgen. Doodzwijgen is niet voor niets een uitdrukking in onze taal. Wanneer de zwijger echter door eigen onvermogen niet in staat is te spreken komt het over als een gewelddadige handeling die ontkend wordt door de benutter ervan. Ik ken mensen die werkelijk niet in staat zijn tot spreken in bepaalde omstandigheden. Die mensen hebben veelal te kampen met een soort van kortsluiting in hun communicatieve vermogens op dat moment. Heel zelden kan ik mezelf tot die mensen rekenen, maar ik ben er in mijn leven zo vaak en zo diep door geraakt dat anderen mij slechts met zwijgen antwoordden dat ik mezelf heb aangeleerd altijd op de een of andere wijze aan te geven dat ik niet in staat ben tot communiceren, hoe graag ik het op dat moment ook juist wil. Het is een vreemde paradox waarin ik me op dergelijke momenten bevind. De innerlijke behoefte voelen compleet te zwijgen en toch mezelf ertoe moeten zette die noodzakelijke stilte op de een of andere wijze te doorbreken terwille van het voorkomen van het verworden tot een zwijgende geweldenaar. Ik haat geweld. Of het nu tegen mij gericht is of dat ik het op anderen richt. Het strookt niet met wie ik ben en wie ik wil zijn. 
Zwijgen is het ontbreken van mogelijkheden tot het leggen van contact. Het is niet voor niets dat de bijbel als allereerste handeling beschrijft dat God sprak. Hij zweeg niet, hij sprak. Want pas waar er gesproken wordt kan er sprake zijn van contact en interactie. Waar het Woord mag klinken kan de stilte weldadig worden. De paradox die leven heet. 
De zee getuigt ervan met eb en vloed, de vogel toont het ons door de zwaartekracht te trotseren, de boom laat het zien door in weer en wind een baken van rust te blijven zijn, zuurstof verlenend aan een wereld die zonder lucht niet kan bestaan. Taal is nodig, taal is nuttig, omdat taal het zwijgen dat doodt verbreken kan. 
Zwijg zoveel je wilt, maar spreek als de situatie daarom vraagt. 


woensdag 1 oktober 2014

Wat werkt voor mij werkt voor jou

Een van de grootste en hardnekkigste misverstanden van deze tijd, opgekomen sinds de eeuwwisseling alsof het een vanzelfsprekendheid is die behoort bij een nieuwe tijd, is de opvatting dat wat werkt voor mij ook werkt voor jou.

De voorbeelden zijn legio.
Iemand wordt ziek en een ander is ook ooit ziek geweest. De ander zal vanuit de goedheid van zijn of haar hart de zieke willen helpen, steunen en iets aanreiken en gaat er toe over een eigen ervaring te delen. Tot zover weinig mis. Echter, de aanreiker verzuimt bij het vermelden van de eigen ervaring rekening te houden met dat ene kleine elementje 'eigen'........en in de overdracht van ervaring ontstaat de spraakverwarring dat wat bij de een werkte ook voor de ander werken zal. Het is nog maar de vraag of het voor de ander werken zal en kan, immers geen twee mensen zijn gelijk, al hebben ze nog zo dezelfde ziekte te ondergaan.
Iemand verliest een dierbare aan de dood of aan levensomstandigheden. De ander zal vanuit de goedheid van zijn of haar hart de rouwende willen helpen, steunen en iets aanreiken en gaat er toe over een eigen ervaring te delen. Tot zover weinig mis. Echter, de aanreiker verzuimt bij het vermelden van de eigen ervaring rekening te houden met dat kleine elementje 'eigen'.......en in de overdracht van ervaring ontstaat de spraakverwarring dat wat bij de een werkte ook voor de ander werken zal. Het is nog maar de vraag of het voor de ander werken zal en kan, immers geen twee mensen zijn gelijk, al hebben ze nog zo eenzelfde verlieservaring door te maken.

Is het tot zover nog wel acceptabel, immers hier valt nog over te praten, kwalijker wordt het als regelgeving en wetgeving ook gaan menen dat 'wat werkt voor mij werkt voor jou'. Dan gaan we zover te menen dat omdat er mensen zijn die een eigen bedrijf starten en daar goudgeld mee verdienen het voor een ieder mogelijk is om zelfstandig door het leven te gaan met een eigen bedrijf dat inkomsten genereert en dat het derhalve niet nodig is vangnetten te handhaven voor mensen die er niet in slagen dat goudgeld te gaan verdienen.
Dan gaan we zover te menen dat omdat er mensen zijn die zonder moeite door een opleiding vliegen het voor iedereen mogelijk moet zijn een opleiding tot een goed einde te brengen en dat het daarom niet nodig is ondersteuning te bieden aan hen die om uiteenlopende redenen er niet in slagen een opleiding tot een goed einde te brengen.
Dan gaan we zover te menen dat omdat er mensen zijn die sociaal zeer begaafd zijn en vrienden hebben op alle plekken waar ze komen dat het voor ieder mens mogelijk is een bloeiend sociaal netwerk op te bouwen en dat het daarom niet nodig is om methoden te ontwikkelen die een maatschappij bevorderen waarin ook ruimte is voor mensen die er niet in slagen een vriendschappelijke band met hun medemensen te onderhouden of zelfs maar op een dagelijkse basis mensen te ontmoeten.

Wat werkt voor mij, geldt niet voor jou. Wat werkt voor jou, geldt niet voor mij. Ik ben er mee opgegroeid, ik mocht niet als argument voor mijn gelijk het gelijk van een ander inzetten. Ik mocht niet als verdediging van keuzes die wellicht onverstandig voor mij waren de (mogelijk eveneens onverstandige) keuzes van anderen aanvoeren. Ik heb geleerd dat ik ik ben en niet iemand anders. En ik moet zeggen, dat hebben mijn ouders me goed bijgebracht. Het probleem is echter dat zij de enigen waren die dat deden. En ik dus in het grootste deel van mijn leven geconfronteerd werd met een maatschappij waarin wat iedereen kon ook voor mij mogelijk geacht werd. Talentrijk als ik ben ben ik het nog bijna gaan geloven ook. Gelukkig heb ik ouders. Gelukkig heb ik mijzelf nooit helemaal tot zwijgen gebracht.
En nu klinkt mijn stem. In de hoop dat de maatschappij de stemmen van mensen zoals ik - en zijn we niet uiteindelijk allemaal zoals ik? Een mens met een eigen geluid in een koor van stemmen die samen een levenslied laten klinken? - niet alleen zal horen, maar er ook haar voordeel mee zal doen.

Voor mij werkt schrijven. Voor jou vast niet. En daar kan ik prima mee leven. Hopelijk kun jij leven met mijn geschrijf.
Dag lezer! Tot schrijfs!

maandag 29 september 2014

Gedachtenexperiment

Op een dag over pakweg een jaar of vijfendertig komt een dame aan de deur van een groot gebouw. Ze loopt binnen, meldt zich bij de balie bij de deskrobot die haar al had waargenomen door de gepantserde deur van matglas, laat haar pols zien die gescand wordt en krijgt een toegangscode ingefluisterd. Ze neemt die over in haar gehoorbril die op kan nemen door even te wrijven aan de linkerpoot vlak naast het glas dat haar zicht niet alleen verbetert, maar eveneens haar in staat stelt de plattegrond van het gebouw dat ze net betreden heeft in beeld te krijgen. Bij elke deur die ze op haar route passeert kan ze nu volstaan met een tiptoetsgebaar op het mini-knopje dat zich exact op de hoek van haar montuur bevindt, waarna de gefluisterde code hardop uitgesproken zal worden en de deuren automatisch voor haar open zullen schuiven. 

De dame begint haar tocht door het gebouw. Ditmaal lopend, want ze heeft haar pas voor rollend vervoer abusievelijk in haar andere tas laten zitten die ze nodig had toen ze haar werk gisteren verliet na gedane arbeid die haar momenteel nog maar vijftien uur per week kost en in haar geval aaneengesloten omdat ze houdt van opschieten. Helaas is haar haast zich nu tegen haar gaan keren, ze moet lopen door het grote gebouw. 

De route brengt haar langs blinde muren met schermen die suggereren dat ze in de openlucht rondwandelt. De beelden bevallen haar niet. Natuur is aan haar niet besteed nu ze er in haar baan dagelijks mee geconfronteerd wordt. Het groen hangt haar de keel uit en ze drukt op de rechterzijde van haar bril waardoor de kijkkleur verandert in rood. Dat geeft haar stemming beter weer. Ze is kwaad en iedereen mag het weten. De beelden verwisselt ze in de derde gang eveneens, door bij binnenkomst van de gang de gewenste stemming toe te voegen aan het paneel dat naast de nu opengeschoven deur hangt. Het natuurlijke beeld verandert in stedelijke bebouwing, zonder sprietje groen. Ze zet haar rode filter weer uit en wordt gaandeweg kalmer van de muren die ze passeert. Geen mens te zien. Het is stil in de gang. Eveneens haar eigen keuze, want de muzakkeuzes die haar geboden werden maakten de woede waar ze mee rondloopt slechts groter. Ze is onderweg naar de reden van haar woede. Degene die ze er voor verantwoordelijk houdt. Onder zijn regie is er het nodige veranderd en het bevalt haar totaal niet. 

De laatste gang die ze slecht is onverwacht vol. Een robot passeert haar, een andere komt haar tegemoet, beide gaan om haar heen alsof ze lucht is en ze voelt haar woede weer terugkeren. 
Dan bereikt ze de deur waar ze naar op weg is. Een gepantserde deur. De code laat haar binnen. Ze haalt het voorwerp uit haar tas dat ze meegenomen had en legt het op de salontafel. Een woord dat haar te binnen schiet als ze de gevlamde nephouten bak op poten ziet staan, die een kopje thee bevat en een kladblok met potlood ernaast. De man die bij de tafel hangt in een volautomatische stoel die hem in een min of meer zittende positie houdt kijkt op in haar richting met ogen die nauwelijks iets lijken te ontwaren achter de dikke brillenglazen. Ze ziet het aan zonder enige emotie. 

"Hallo dame" weet de man uit te brengen. Ze kan het niet opbrengen de groet te beantwoorden en raffelt haar ingestudeerde tekst af: "Is dit nu de bedoeling geweest? Een onpersoonlijk gebouw waar alleen maar mensen wonen die niets anders meer kunnen dan rondhangen? Verzorgd door voorwerpen die geen verzorgende kwaliteiten maar de juiste programmatuur hebben? Robotica in niemandsland? Bevalt het? Ik kan het me niet voorstellen, maar het was wel waar u op aanstuurde indertijd. Personeel in de zorg was overbodig. Zorg was overbodig. Mensen moesten participeren in de participatiemaatschappij. Mensen moesten werken voor hun geld. Uitkeringen waren nonsens. Werk was er genoeg immers? Het resultaat is deze situatie. Dit gebouw. Onpersoonlijkheid als norm." Ze stopt abrupt als ze ziet dat er over de wang van de man een traan naar beneden rolt. Ze is verbaasd. Even van haar stuk. En in die secondes hoort ze de man zeggen: "Ik wist het niet."



De geschiedenis herhaalt zich, beweren mensen al eeuwenlang in verschillende bewoordingen. We leren niets bij, beweren mensen al decennia lang. 
De jeugd heeft de toekomst, zeggen we tegen elkaar. 

En het nu is alles wat telt...........

zaterdag 23 augustus 2014

"Alleen als ie ijs- en ijskoud is"

IJzig afgrijzen vervult degene die kou verafschuwt, angstzweet kruipt omhoog langs de klam geworden ledematen en wat nog erger is de nattigheid moet dan nog beginnen. 

Op dit moment waart een rage rond, die goedbedoeld een signaal afgeeft dat rondzendbrieven tot een onschuldig tijdverdrijf maakt. Die brieven die als je ze niet doorstuurt vele soorten van onafwendbaar ongeluk beloven en als je gehoorzaam de opdracht vervult de brave borst het geluk toezegt in een veelvoud van wat het genoegen van het doen van een je opgelegde plicht een mens blijkbaar oplevert als de opdracht inderdaad tot uitdagende plicht gevoeld is. 
De rage is ontstaan vanuit angst, zoals vele dingen die grote groepen motiveren en in beweging weten te brengen angst als diepe kern kennen. In dit geval betreft het de angst ooit te verliezen wat nu als onvervreemdbaar eigendom beschouwd wordt, het vermogen om dwaze dingen te doen met een lichaam dat al die dwaasheden gelaten over zich laat gaan, ondertussen beseffend dat eens de tijd zal komen dat wraak zoet is en de dwaasheden een vage herinnering zullen zijn in de heldere geest van de nu door angst vervulde mens. 
Mensen beschouwen hun medemenselijkheid als een onderdeel van menszijn dat hen ertoe bewegen kan dat te doen wat als signaal een manier is om uit te bannen wat als onrecht en af te kopen onheil ervaren schijnt te worden, de ziekte die dodelijk is, welke vorm deze ook aan zal nemen als de gezonde mens er door getroffen wordt. Kort of lang kan het duren, snel kan het gaan of oneindig traag, hoe het ook verlopen zal, als de dodelijke ziekte zijn intrek genomen heeft in het nu nog uitdagend gezonde lijf, zal het einde met rasse schreden naderen en in de tussentijd de elegantie en souplesse, de vitaliteit en de moed van datzelfde lijf vervreemden alsof het er nooit toe behoord heeft. De mens kan deze gedragingen slecht accepteren, of het nu een concrete realiteit is - dan zou het nog voorstelbaar en logisch verklaarbaar zijn - of de realiteit van een dierbare naaste of zelfs van een volslagen vreemde.
Vindingrijk als de mens is is er nu een ritueel ontworpen dat de angst bezweert en de ziekte ver weg houden zal, aangezien met de handelingen ook donaties verstrekt zullen worden aan hen die in staat geacht worden methodes te ontwerpen om deze specifieke ziekte die de bizarre afkorting 'als' meekreeg (als het je overkomt......als overkomt je als.....als dat je toch overkomt....als over je komt...de donkere dagen die als heten....) te beteugelen en te bestrijden en uiteindelijk te verbannen van de wereld. Nobele doelen, nastrevenswaardige hopelijkheden, niettegenstaande de verscholen boodschap die in elke ijsemmer besloten ligt....namelijk de boodschap 'ik kan dit doen, omdat jij het niet meer kunt' en voor degene die anders luisteren wil 'kijk mij eens eenvoudig omgaan met jouw nu toch heel wat minder erge ziekte'. 
Het is goed bedoeld....het geld wordt goed besteed.....maar de angst van de een kan niet de ziekte van de ander opheffen of afwenden, hoezeer men ook meent dat het een op te lossen is door het ander. 

Ga de uitdaging aan de emmer aan je voorbij te laten gaan. 
Of neem de emmer aan.

Wat het besluit ook is, besef dat het feit van het hebben van een keuze een als getroffene niet langer bezit. 
En besef dat wat je ook doet, je nooit zult kunnen invoelen wat het is om ijskoud de beste te zijn......in ziekten als als dragen met verve, met goede moed en vertrouwen dat hoe het ook lopen zal de menselijkheid getoond is in niet aflatende nabijheid als de als de diepste angsten aanroert....de angst om te stikken......in je eigen lijf......als water dat over je gegoten wordt en nooit meer ophoudt....een marteling....die de menselijke fantasie niet evenaren kan. 

En als dit alles je onduidelijk overkomt stel ik voor je te laten nomineren. Alles zal duidelijk worden. Als het goed is. Was het maar goed. Als.............

zaterdag 28 juni 2014

De zegen van blindheid



Ergens in mijn bestaan drong het tot me door, de blik waarmee ik de wereld in gebracht ben is een gezegende geweest. Het is onvoorstelbaar dat ongezien zijn zegenrijke elementen bevatten kan die uiteindelijk weleens betekenisvoller zouden kunnen zijn dan gezien zijn met ogen die alles opmerken en er iets van vinden, alhoewel het uitspreken van zo'n zin de onvoorstelbaarheid al onmiddellijk dichter in de buurt van voorstelbaarheid en zelfs goed in te denken en daarmee zeer voorstelbaar brengt.
In mijn jeugd, op de leeftijd dat besmetting met het virus dat volwassenworden heet nog geen sprake was, kwam er een nieuw gezinslid bij ons wonen. Een meisje, net zoals ik, een dochter, net zoals ik, een ongezien kind, net zoals ik, een dochter van haar vader, net zoals ik, een oudste kind, net zoals ik. Dat laatste element behoeft een korte verklaring, ze kwam niet zoals ik uit de buik van mijn moeder, maar uit de buik van een vliegtuig. Ik zag haar en besefte dat het mijn zusje was en altijd zijn zou, hoe anders ze er ook uitzag dan ik gewend was dat kinderen er uitzien. Buitenlandse mensen met een buitenlands uiterlijk kwamen niet voor in de veilige omgeving waarin ik groot werd, mijn zusje was de eerste en bleef lange tijd de enige in de wijde omtrek. Door haar zag ik hoe volwassen mensen, of eigenlijk met name degenen die pretenderen heel volwassen te zijn, er niet in slaagden dieper te kijken dan hun ogen zien konden en een mening vormden over mijn zusje zonder een woord met haar te wisselen, zoals ze dat met mij ook deden en ik dan ook al gewend was. Dat het mijn zusje overkwam raakte me echter dieper dan het me ooit geraakt had dat mensen het bij mij deden. Ik wist dat mijn zusje gewoon een kind was zoals ikzelf, met leuke en minder leuke kanten, met plezierige en minder plezierige eigenschappen, met makkelijke en minder makkelijke hebbelijkheden, met fijne en minder fijne levenservaringen. Waarom het me dieper raakte kwam doordat ik van mijn vader geleerd had iedereen te behandelen als gelijke, wat, zo realiseerde ik me pas vele jaren later, dieper ging dan iedereen als gelijkwaardig behandelen. Het gelijkwaardige element heeft spoedig een meewarig element in zich zodra de gebruiker van de gelijkwaardigheid ogen benut om maten te nemen en conclusies te trekken. Dan is het ineens knap dat een blinde kan wat de blinde zelf als vanzelfsprekend en gelijk aan dat wat een ziende kan ervaart en door hen die hun ogen niet benutten voor het bepalen van gelijkheid allang geconstateerd hebben, eerder tot de conclusie gekomen zijnde dat de blinde betere gelijkheid en meer waarde dan gelijke waarde weet te profileren, niet ondanks, maar wellicht zelfs dankzij dat wat in het algemeen met handicap aangeduid wordt, de blindheid.
Nu de discussie over de gelijkheid van de knechten van een goedheiligman oplaait, voor de zoveelste keer, herinner ik me weer hoe ongelooflijk ongelijkwaardig mijn zusje benaderd werd, uitsluitend en alleen op grond van haar uiterlijke kenmerken, die zeer exotisch en in mijn ogen uitermate aantrekkelijk, maar in de ogen van de wereld uitheems en daarmee afwijkend en minder gelijk, laat staan gelijkwaardig gevonden werden.
Is er een verband tussen het een en het ander? In mijn bescheiden opinie welzeker. Ik leerde van jongsafaan dat kijken iets is dat je niet doet met de zintuigen die de meeste mensen daar voor benutten, maar dat je dat doet met je handen, met je voeten, met je oren, met je mond, met je neus en met je hart, kortom met heel je wezen. En als je heel wilt wezen als wezen dat meestal niet slechts bestaat uit ogen, is het nuttig jezelf toe te staan alle elementen van je wezen in een gezond samenspel elkaar te laten corrigeren en bijsturen, opdat niet de suprematie van de blik in de ogen de conclusievormende kracht is waarmee je het bestaan om je heen van gelijkwaardige en gelijke medemensen beoordeelt, beziet.
Er is mij ooit uitgelegd dat er een reden was voor de kleur waarmee de knechten van de goedheiligman door het leven gingen. Zoals me ook uitgelegd was dat mijn zusje vanwege het verre land waar ze vandaan kwam en waar de zon feller scheen dan in het land waar ik zelf mijn oorsprong vond een andere kleur had dan ikzelf.
Ik heb die uitleg altijd belangrijker gevonden dan wat mijn ogen mij vertelden. Ik keek langs de kenmerken die niets met een verklaring voor de kleur te maken hadden en ging om met de persoon die mijn zusje was, zoals ik dat met ieder willekeurig mens deed die ik op mijn levensweg ontmoette. Ook met de knechten van de goedheiligman. Een negroïde uiterlijk? Het zal wel, vreemd dat iemand dat een goede weergave vindt van een knecht die door de schoorsteen zwart geworden is, was de gedachte die langsflitste zonder dat ik er veel aandacht aan besteedde. Een vreemd taaltje? Het zal wel, vreemd dat iemand meent dat zo'n taaltje nodig is om knecht te zijn van de goedheiligman die toch werkelijk volmaakte taal weet uit te brengen en dat ook zijn knechten wel geleerd zal hebben, was de gedachte die langsflitste zonder dat ik er veel aandacht aan besteedde.
Karikaturaal gedrag? Het zal wel, vreemd dat iemand meent dat een knecht van de goedheiligman een karikatuur is terwijl de goedheiligman zelf alle eer krijgt die verdiend is, was de gedachte die langsflitste zonder dat ik er veel aandacht aan besteedde.
Wat zou het een zegen zijn als meer mensen de ervaring op konden doen die ik in mijn leven mee mocht maken, groot gebracht worden door een blinde vader die zijn blik zo wist te richten dat ik meestal vergat dat blind door het leven gaan door de meeste mensen als afwijkend en ongelijkwaardig beschouwd wordt.
De goedheiligman beoordeelt en behandelt zijn knechten als gelijken, zonder hen kan ook hijzelf niet bestaan, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zoals zwart bij wit hoort en hoog bij laag, geen van beide is meer waardevol dan de ander, het is in het samenspel van beide krachten dat we de waarde ontdekken kunnen.
Gelijke monniken gelijke kappen houdt ook in dat ongelijke monniken ongelijke kappen dragen kunnen en dragen zullen. Moge ooit de gelijkheid van mensen zo vanzelfsprekend zijn dat blogs als deze overbodige onzin geworden zijn.

zondag 15 juni 2014

Brood en spelen

Het woord dat klinkt als bepaalde sporten beoefend worden is zwaar afhankelijk van de sport die beoefend of ook wel bekeken wordt door de beoefenaar of observeerder van deszelves. Dat woord kan welluidend optimistisch en weldoordacht van toon zijn, anderszins kan het eveneens zonder enige moeite een gans andere kant op gaan en klinken alsof het laatste oordeel plaatsvindt uitgevoerd door de tegenstander die geen sportieve tegenstrever meer zijn kan en in de duivel veranderd lijkt te zijn met diens helpers om zich heen. Het is merkwaardig hoe weldenkende mensen dan toch nog van mening kunnen zijn dat sport iets zou zijn dat meer universeel van betekenis en waarde is dan godsdiensten dat zijn kunnen.
Uiteraard, het is waar, de regels van een sport wijzigen zich niet als die sport op andere continenten beoefend wordt. En het is eveneens ontegenzeggelijk waar dat waar de sport in vrije tijd en voorafgaand aan het competitieverband beoefend wordt, deze een functie hebben kan die vreemdelingen tot vrienden smeedt, die verschillen overbrugt en een gevoel van saamhorigheid teweegbrengen kan.
Echter, op het moment dat er competitie en de behoefte aan een ontegenzeggelijke winnaar ontstaat is het zeer onvoorspelbaar hoe het effect zal zijn op de deelnemers en waarnemers.

Waarin verschilt sport wezenlijk van religie? Niet in de regels van het spel, elke religie kent regels en een spel. Niet in het enthousiasme van de deelnemers, elke religie kent fanatici en ongeïnteresseerden. Niet in de wereldgelijkvormigheid, elke religie kent elementen die aansluiten bij de tijdgeest van dat moment. Niet in de mate van energie, elke religie kost inspanning en oefening. Niet in de winst, elke religie levert de deelnemer en zelfs de toeschouwer veel op.
Waarin dan wel?
In de kern van de zaak.

Sport dient geen ander doel dan brood en spelen te bieden hebben, hoezeer er ook normen en waarden en zinvolle nevenelementen uit te destilleren zijn. Religie daarentegen, heeft tot doel brood en spelen te overstijgen op een dusdanige wijze dat de mens beseffen gaat dat brood en spelen hen houden op het niveau waarop deze zich bevindt, zonder enige mogelijkheid tot verandering, aangezien een topsporter op enig moment de top niet meer halen zal en derhalve een minder begerenswaardige positie in zal nemen dan waar naar gestreefd werd ten tijde van het starten met het beoefenen van de sport. Een mens die religie tot sport verheft, danwel zonder sport religie centraal stelt in het leven, zal in staat zijn boven zichzelf uit te stijgen tot op hoge leeftijd, tot op het sterfbed en afhankelijk van de religie tot ver daarna.
Is sport daarmee onzinnig of verwerpelijk te noemen? Geenszins, het kan het voorportaal blijken te zijn voor velen die hunkeren naar een bestaan dat hen ervan verzekert dat ook bij falende sportprestaties er een plek is te vinden waar vervulling voor de ziel beoefend en gevonden kan worden, op een wijze die brood en spelen te boven gaat.
Vele wegen leiden naar Rome.
Zoekt en je zult vinden.

woensdag 7 mei 2014

Als stilte de klank is

"Driewerf hoera voor de gesproken woorden", zo klonk het uit de monden van de menigte die de spreker had horen zeggen wat ze zelf niet hadden durven denken.
"Driewerf hoera!"
En daar gingen alle handen in de lucht en klonk tot driemaal toe het luidkeels geroepen hoera, hoera, hoera. Bij elke volgende keer kwam er meer kracht in de klank, gingen de armen nog enthousiaster omhoog en werd er meer saamhorigheid gevoeld.
Door de menigte althans.
De spreker stond nog bij te komen van wat zopas onder woorden gebracht was en toch wel van ver had moeten komen en moed gevergd had en lef gekost had en inspannend geweest was en weliswaar juist onder woorden gebracht en inhoudelijk correct geweest was maar eveneens een harde waarheid had laten klinken die de menigte bereikt had maar waar het de vraag van was of de menigte de diepe impact van de boodschap ook meegekregen had en er dat mee doen zou wat er mee gedaan zou moeten worden als de boodschap werkelijk serieus genomen zou worden.
Het hoera was oorverdovend; de stilte die volgde onopgemerkt door de menigte, maar in de oren van de spreker voelbaar als hamerslagen op een aambeeld, knal na knal sloeg diep naar binnen en deed de spreker aarzelen over de betekenis van het geuite hoera, tot driemaal toe maar liefst.

zondag 13 april 2014

Wat geen woord mag hebben

Voor veel gebeurtenissen in het leven zijn er woorden bedacht/uitgevonden/ontwikkeld die in meer of minder exacte vorm aangeven wat de gebeurtenis in het leven is en eveneens wat de relatie is tot die gebeurtenis.
Te beginnen bij het begin van een nieuw leven, ontstonden er de woorden  moeder en vader (dat wordt je na de geboorte van een kind), soms aangevuld met een toevoeging als adoptie-, pleeg- (omdat niet alle kinderen fysiek je eigen kind zijn en je er toch de ouder van kunt zijn). De woorden voor het kind zijn minder van belang, want het kind is gewoon kind, geboren uit een moeder, verwekt door een vader en bij voorkeur opgroeiend met een moeder en vader in de nabijheid.

Op enig moment kunnen dingen gebeuren die andere woorden nodig maken. Relaties tussen kinderen onderling en tussen volwassenen onderling hebben woorden nodig.
Zo zijn er de woorden vriendin of vriend. Dat kan duiden op een kindervriendschap en heeft dan veelal een onschuldig karakter. Het krijgt meer betekenis als het voorvoegsel boezem- toegevoegd wordt of het bijwoord beste. Dan is er sprake van een unieke band.
Ook volwassenen gebruiken deze termen. En voegen er daar soms nog andere dingen aan toe. Een verkleinde vorm kan duiden op een hechtere band. Dan is er ineens sprake van een zekere exclusiviteit, 'vriendinnetje' of 'vriendje', dan gaat het om wat we een relatie zouden noemen

Als de band nog sterkere bevestiging krijgt in taal en gebeurtenissen komen nieuwe woorden aan de orde: verloofde, geliefde, partner, echtgeno(o)t(e), 'vrouw', 'man'. Die laatste twee zijn bijzonder. De exclusiviteit van de relatie die veelal in die vorm bezegeld is met enige juridische vorm van elkaar toebehoren wordt in woorden weergegeven die op elke vrouw of man van toepassing zouden kunnen zijn. Wie spreekt van de eigen 'vrouw' of 'man', bedoelt daarmee echter geenszins de abstracte notie van een persoon van een bepaald geslacht, maar benoemt de relatie tot een specifiek exemplaar van dat geslacht.

Tot zover het eenvoudige deel van deze blog. Nu komt het moeilijkere deel.

Gebeurtenissen in ieders leven zorgen voor veranderingen in de relaties. Breuken ontstaan, door verschillende oorzaken, ziekte, overlijden of de keuze niet verder te gaan op de ingeslagen weg.
En waar ieder snapt dat overlijden ingrijpend en niet in woorden te vatten is, blijkt dat juist dat de enige vorm van relatiebreuk te zijn die woorden kent en gekregen heeft. De taal verschaft ons de woorden weduwe en weduwnaar, evenals voor de achterblijvende kinderen het woord wees, eveneens gebezigd bij het verlies van één ouder door de dood, dan aangevuld met half- en eveneens benut bij het verlies van oude ouders door volwassen kinderen.
Dat ziekte breuken kan veroorzaken is minder bekend. Toch is het een gegeven dat als de ziekte van een van beide partners ernstig is, het voor beiden onmogelijk kan blijken nog in eenzelfde huis te wonen. Dat is een breuk, al is die slechts gedeeltelijk. Voor die breuk zijn geen woorden. Je bent dan de vrouw van een man die elders verblijft, of je bent de man die het nu alleen moet redden en zijn vrouw bezoeken kan die elders woont. Het zijn vage omschrijvingen, aanduidingen die in taal de verlegenheid met de onheldere situatie pogen uit te drukken. Betere woorden zijn er niet. Want hoe zou je zoiets moeten verwoorden?

Dat de keuze om een relatie te verbreken een breuk veroorzaakt is maar al te bekend. Dat daar ook geen woorden voor zijn is onbekender. Hoe noem je iemand die gescheiden is? Een scheidenaar of scheidenesse? Een gescheidene? Het zijn woorden die niet zeggen wat je zou willen zeggen. Immers, niet de gebeurtenis heeft een woord nodig, maar de gevolgen van de gebeurtenis. Na de dood van een partner kom je in een nieuwe staat van zijn en heb je daar een helder woord voor. Na de definitieve of wegens ziekte tijdelijke breuk met een partner kom je eveneens in een nieuwe staat van zijn en heb je daar geen woorden voor.
Zou het geen tijd worden daar woorden voor te ontwikkelen?
Wie denkt mee?

En hoe noem je de kinderen die met dergelijke dingen te maken hebben?

N.B. Ik rep hier niet van singles, alleengaanden, solo's of welk woord mensen in hun eentje maar benutten voor hun levenswijze. Dat is een keuze. Geen kwade opzet. In gelijke mate geldt ook hier een zekere taalverlegenheid.......

woensdag 26 maart 2014

Onbehagen, onrust, paniek!!!!! Of 'de angst om onbestaanbaar te blijken'



Ik ben bang voor het leven. Dat ik het niet kan ofzo. Dat ik op een kwade dag door de mand zal vallen en dat er dan klinken zal: gefaald, afgeschreven, mislukt exemplaar. Ik weet ook wel dat het een onzinnige angst is, want wie zou dan die stem moeten zijn die dergelijke onzin verkondigen gaat en dan ook nog over mij, wat helemaal onzinnig is, aangezien ik juist zoveel positieve klanken hoor over wie ik ben en hoe ik ben en hoe ik de dingen doe die ik doe. 
Vanwaar dan toch die angst? Het is een onverklaarbare en tegelijkertijd existentiële angst. Een angst van het type waar niet omheen of langs te denken valt, omdat daarmee de angst uitsluitend groter en geniepiger zich aandienen zal in de meest stompzinnige vormen die er maar te bedenken zijn. 

Is het oplosbaar, een dergelijke angst? Ik ben bang van niet. Maar wie ben ik om daar een mening over te hebben, ik onderga de angst, een slechtere beoordelaar kan er toch niet zijn. 

De angst uit zich als een klein geniepig prutsplekje ergens in mijn onbewuste denken, dat zich voorzichtig een weg baant naar mijn bewuste denken. Hoe stiller mijn omgeving is, letterlijk danwel figuurlijk, hoe geniepiger het prutsplekje terrein veroveren kan. Het hoeft me er maar aan te herinneren dat ik door stilte omgeven ben en ziedaar, de kleine geniepige substantie krijgt voedsel om te groeien en vormt een laagje op mijn denken. Elke gedachte zal vanaf nu gekleurd zijn door dit laagje en me ervan overtuigen dat het laagje werkelijker is dan welke gedachte ook. Het breidt zijn werkterrein uit, nu is ook het bewuste denken ervan doordrongen aan het raken dat de stilte wel lang duurt en wel heel groot is en dat er vast niemand bereid en nog minder in staat is om contact te leggen met mij, aangezien ik in zekere zin die moeite helemaal niet waard ben. Mijn bewuste denken doet nog heldhaftige pogingen deze sluipmoordenaar de mond te snoeren, maar de keel dichtknijpen voert wat ver en dus krijgt de zachte stem wederom ruimte voor het voordeel van de twijfel en is de stilte wederom bewijs van eigen gelijk dat ongelijk zou hebben moeten blijven. 

Aanvankelijk vond nog een soort van strijd plaats, na verloop van tijd is daarvan niets meer terug te vinden. De lijdzaamheid van het bezitten van een ziel neemt de overhand in een allengs duister wordende gedachtengang, waarbij droefheid wegens het in de steek gelaten zijn en vaag onbehagen over het onrecht dat daarmee geschiedt en eveneens een heel ministukje woede dat zich in een angstig hoekje verbergt opdat het niet vernietigd worden zal door het kleine geniepige prutsplekje dat inmiddels een heel wat kleiner en nog veel geniepiger plekje zonder enig gepruts geworden is, elkaar de ruimte geven. Het professioneel ogende prutsplekje is intussen geniepig door aan het gaan met onrust zaaien om storm te kunnen oogsten. De storm van de algehele paniek die toe dreigt te slaan bij voortduren van stilte en het idee dat daaraan gekoppeld is dat van enige interesse van wie dan ook geen sprake meer zijn kan. Hoe deze slag ooit gewonnen worden kan is raadselachtig en ongewis. De prutsplek groeit door en de tegengeluiden verstommen meer en meer, tot stilte alomtegenwoordig lijkt te zijn en het bewuste denken van de eerste plek verdrongen is, om ruimte te maken voor het paniekgevoel dat allesoverheersend aanwezig is in elke porie die nog openstond en dus in beslag genomen kon worden. 
Hoe het nog mogelijk is verslag te doen van deze paniek is raadselachtig, het zal een ander deel van het denken zijn dat tot dergelijke observaties nog in staat is. Paniek, het duistere monster heeft meer en meer omvang gekregen en laat zich eenmaal ontwaakt niet eenvoudig verjagen. Toch zal er een poging gedaan dienen te worden wil niet de totale ondergang het toekomstige lot gaan zijn. En lot, daar is geen kruid tegen gewassen, voorkomen is dus van het allergrootste belang. 


Beteugelen van angsten is een dagtaak en een monnikenwerk. Het is keer op keer zoeken naar de minutieuze ruimte die er nog is temidden van de duisterste duisternis, om een plekje van licht te blijven ervaren en zien en daar de aandacht geheel en al naar toe te trekken, te duwen, te bewegen op welke wijze dan ook. Het duister kan het niet voor eeuwig winnen,  er komt een andere tijd, zoveel is zeker. De vraag is echter wanneer die tijd geen tijdelijkheid meer zijn zal. Immers, keer op keer schijnt het kleine geniepige prutsplekje dusdanig ruimte te eisen en te verwerven dat blinde paniek toe kan slaan. Hersenkrakers zijn het, die paniekmomenten. Ze onder controle krijgen een zware opgave. Er begrip voor vinden in een omgeving die dergelijke ervaringen niet aan den lijve heeft ondergaan, geen sinecure. 

Dit relaas is er een poging toe. Hoort zegt het voort. Voor ieder die er voordeel van ervaren kan.