vrijdag 22 mei 2020

7 jaar na de diagnose, een analyse

Bijna op de kop af zeven jaar geleden (morgen is de heuglijke dag) kreeg ik een papier in handen waarop zwart op wit vermeld stond wat ik al een jaar of twee aan het vermoeden was: autisme.
De exacte diagnose kwam uit de DSM IV en we leven nu ten tijde van DSM 5, waardoor ik het al snel ging omzetten naar het neutrale woord 'autisme'.

Op het moment dat ik de brief in handen kreeg merkte ik met een schok dat het me raakte. Iets vermoeden over jezelf is één ding, het met zekerheid bevestigd zien worden door een deskundige die er onderzoek naar gedaan heeft is een heel ander verhaal!
Dat verraste me nogal.
Ik wist het immers al?

Nu, zeven jaar later, terugkijkend op dat moment besef ik des te meer dat er een verschil bestaat tussen vermoedens en zekerheden. Vermoedens zijn naar hartelust te ontkennen of te omhelzen, te verwerpen of te bewijzen, te verdringen of toe te juichen, immers, het vermoeden is dan nog steeds slechts een vermoeden. Een zekerheid echter ontkennen is ontkennen wat wel degelijk waar is. Een zekerheid verwerpen is je verzetten tegen het bewijs. Een zekerheid verdringen is negeren wat toch zeker is. Een zekerheid verandert niet, maar bewijst zijn bestaan juist in de ontkenning ervan.
Dat is het grote verschil tussen (vermoeden van) autisme en autisme.

Ik ben echter een genuanceerde denker. Wetenschappelijk opgeleid. Kritisch van aard. Scherpzinnig van geest. En geneigd altijd de nuance te zoeken en de zwart wit kant van het bestaan te vermijden. Hoe was het dan mogelijk dat juist ik een autismediagnose kreeg die zou betekenen dat ik wel degelijk van aard een zwart wit denker ben?

Het lag voor de hand dat de zekerheid van dat ene papier al mijn overige zekerheden op losse schroeven zette, daar en toen, exact op dat moment. Dat was het gevoel dat me bekroop en ik op dat moment nog niet onder woorden kon brengen.
Want als dit......dan betekent dat dus ook....en moet ik ook rekening houden met.....en kan ook nog spelen dat.....en is het zeker waarschijnlijk dat......en heb ik de kans dat......en is er de mogelijkheid dat......
Mijn hoofd ging in volle snelheid de nuanceringmodus aanzetten die me met vragen bleef bestoken en zekerheden tot vragen omvormde om maar te zorgen dat mijn hoofd zichzelf kon blijven en niet in een nare zwart wit wereld terecht zou komen.

Nu ik zeven jaar verder ben is het me weer gelukt om mijn oorspronkelijke denkwijze waarin ik alles altijd van zoveel mogelijk kanten bezie als mijn basisdenkwijze te benutten en weet ik steeds nauwkeuriger wanneer autisme in mijn denken een rol speelt. Want dat het een rol speelt is helder. Steeds duidelijker zelfs.

Waar ik voorheen vaak meende dat mijn denken uitsluitend genuanceerd was, ben ik er gaandeweg achter gekomen dat ik heel wat piketpaaltjes geslagen heb in mijn denken. En eenmaal een paaltje geplaatst dan is het nog een enorme klus om mij met betrekking tot de locatie van dat paaltje op andere gedachten te brengen.
Daar zit meer dan een koppig karakter. Daar zit ook en vooral een autistische denkwijze die meent dat alles, werkelijk alles in het leven, een juiste en een onjuiste vorm/locatie/inhoud heeft.
De zwart wit logica omhels ik, omdat het me rust oplevert in mijn hoofd. Mitsen en maren zijn daarbij niet welkom, omdat ze chaos veroorzaken.
Staat er een piketpaaltje dan is het onrustig makend om te gaan tornen aan het bestaan ervan.
En onrust levert stress op en stress haalt mijn heldere denken onderuit en geeft me een onbehaaglijk gevoel.

Mijn nieuwste tactiek is daarom geworden om zo weinig mogelijk piketpaaltjes te slaan. Weghalen kost zoveel energie!
Ik leef nu in een fijne staat van onwetendheid waarbij ik mijn mening/oordeel zo lang mogelijk uitstel en bereid ben alle nieuwe inbreng mee te nemen in mijn nog lang niet gevormde mening.
Het komt me in veel situaties goed van pas, omdat het me helpt de nuanceringen in beeld te houden en te brengen.

Tegelijkertijd levert het in mijzelf soms een wat al te wankel bestaan op, dat te zeer afhankelijk is van het bestaan van inbreng. Ik kan als het ware pas denken als iemand me concreet iets aanreikt om over te gaan denken. En dan weet ik wel degelijk razendsnel of ik het er mee eens ben of niet, omdat ik de inbreng onmiddellijk toets aan de kennisvoorraad in mijn hoofd en feilloos opmerk of het strookt met eerder gehoorde of gelezen inbreng of daar mee in tegenspraak is en ook of die eventuele tegenspraak voortkomt uit nieuwe informatie of het over het hoofd zien van een element, of dat er onjuistheid aan ten grondslag ligt.
Dat klinkt ingewikkeld.
Het is ook vrij ingewikkeld, omdat het zich grotendeels voltrekt zonder dat ik concreet iets denk. Ik 'voel' als het ware dit is 'juist' of 'onjuist'.
En dat noemen mensen dan weleens 'intuïtie'.
Ik ervaar dat niet zo. Het is een razendsnel denkproces dat vrijwel geheel geautomatiseerd is in mijn hoofd en als ik het rustig zijn gang laat gaan me altijd voorziet van kloppende informatie. Daarvoor heb ik wel nodig dat de stress zo laag mogelijk blijft.
Want is er sprake van stress, dan blokkeert het automatische denksysteem. Dan stokt het. Dan slibt het dicht met stressgedachten. En dan ontstaan er rommelige keuzes, foute aannames en over het hoofd geziene elementen. Dan kan ik totaal niet op mijn eigen denken vertrouwen en heb ik de steun en inbreng nodig van derden die me weer op het juiste kalme spoor terughelpen.

Zeven jaar geleden dacht ik nog dat het wel meeviel, dat autisme van mij.
Inmiddels ben ik er achter dat het een heel specifiek onderdeel is van wie ik ben en hoe ik denk en algeheel functioneer.
Ik heb mijn weg weer gevonden. Mijn hoofd is weer van mij.
En daarover ga ik de komende tijd meer schrijven.
De obstakels die ik zoal tegenkom, de mogelijkheden die ik zoal ontwaar, de vreugden die ik ondervind nu ik weer thuisgekomen ben in mijn eigen denkhoofd.




zondag 17 mei 2020

Voorlopige conclusies in Coronatijd (deel 2)

Waren mijn vorige conclusies nog vrij voor de hand liggend, omdat ik ze in grote lijnen al wel getrokken had, maar nog niet zo scherp in beeld had. Er zijn echter ook conclusies te trekken die een wat ander karakter hebben.
Daarover hieronder meer. (nummering sluit aan op vorige bericht)

5. Spullen dusdanig ordenen dat ze enerzijds in beeld en voor het grijpen liggen en anderzijds niet slordig overkomen is bevredigend, kalmerend en energie opleverend waardoor meer denkruimte ontstaat. 
Dit is een ingewikkelde conclusie, die voortkomt uit de tijd die ik dankzij corona kon besteden aan achterstallig ordenen van mijn bezittingen in een huis dat veel te veel ruimte heeft voor veel te veel spullen die al veel te lang doelloos rondslingeren in hoeken waar ik weinig kom omdat er zoveel rommel te vinden is. Ik heb de afgelopen weken enorm veel opgeruimd en geordend, een proces dat nog wel even door zal gaan voor ik door alle spullen heengegaan ben.
Ik constateer terwijl ik opruim dat ik niet alleen hou van orde, maar ook van ordenen. Dat de handeling me bevalt maakt opruimen tot een aangename bezigheid die het nuttige met het aangename verenigt op een heel speciale wijze.
Met elke ruimte in huis die meer ingericht is volgens het principe dat alles een vaste plek heeft, voel ik de ruimte in mijn hoofd weer toenemen.
Ik had dit in vele boeken allang gelezen. Ik ken het principe 'rommelig huis, rommelig hoofd', maar ondanks die kennis heb ik pas door de fysieke ervaring van de afgelopen weken herontdekt wat ik als puber allang wist: ik heb orde om me heen nodig om optimaal te kunnen functioneren.

6. Druk en rustig heeft een op maat gedoseerde verhouding nodig en dat geldt voor alle zintuigen individueel. 
Ook dit is niet zo eenvoudig als conclusie. Ik wist al dat ik erg gevoelig voor geluid ben. Dat er ruimte moet zijn voor stilte en dat ik soms geluid met geluid kan 'bestrijden' (muziek aanzetten om storende geluiden niet meer als storend te ervaren, geluidsgolven zo op elkaar afstemmen dat ze 'neutraal' mijn oren bereiken), wist ik al.

Dat ik datzelfde principe ook toe kan passen voor beeld is een nieuwe ontdekking. Ik wist al dat rust aan mijn ogen noodzakelijk is op zijn tijd, maar ik merkte door mijn opruimacties dat ik een goede balans moet handhaven tussen rust en drukte. Handhaven van gecreëerde orde in een bepaalde ruimte lukt het meest eenvoudig als er een juiste balans is tussen lege plekken waar mijn blik even op kan rusten en volle plekken waar mijn oog iets te zien heeft dat indrukken geeft.
Als voorbeeld: om een leeg aanrecht eenvoudig voor elkaar te krijgen bleek het nodig om mijn rustige keukenkastjes met een houtmotief te voorzien van een druk motief met veel kleur en vlinders en vogels. Hierdoor is het contrast met het lege aanrechtblad een juiste beeldverhouding voor me en is het zeer bevredigend om de afwas weg te werken.

En het blijkt ook te gelden voor voelen. In maaltijden heb ik behoefte aan verschillende gevoelssensaties, hard en zacht, rouw en gekookt, diversiteit maakt het eten extra smakelijk. Heb ik te weinig balans in de kleurstelling, de smaken en ook de diverse gevoelssensaties dan kan de eetlust me makkelijk vergaan.

Met betrekking tot beweging ben ik nog aan het uitvinden wat een juiste balans zou kunnen zijn. Ik merk dat bewegen ook nauwkeurig komt. In huis en tuin actief zijn zorgt wel voor spiergebruik, maar geeft niet altijd de juiste vorm aan bewegen, waardoor ik toch een lichamelijke onrust kan ervaren hoewel ik fysiek moe ben van wat ik overdag heb gedaan. Hoe dat werkt is nog een puzzel in wording.

7. Een zekere tijdloosheid helpt me om in het hier en nu de juiste momenten voor de juiste dingen te bepalen. 
Dat mijn agenda nu en dan leeg moet zijn om op te kunnen laden besprak ik al onder punt 1 in mijn vorige blog over de voorlopige conclusies. Maar dat is ook om nog een andere reden zinvol.
Ik bemerk bij mezelf dat hoe minder ik op de kloktijd hoef te letten, hoe meer ik ruimte ervaar om in een natuurlijk ritme, passend bij het gevoel van dat moment, activiteiten op te pakken of om te zetten naar andere bezigheden. Heb ik een 'tijdloze' dag, dan eet ik wonderwel rond het middaguur en drink thee op het vaste moment rond een uur of vier waarna ik bijtijds aan het koken ga voor de avondmaaltijd. Moeiteloos voeg ik me naar de natuurlijke tijd die me vertelt dat mijn maag weer vulling nodig heeft. De signalen pik ik ineens op en geef ik gehoor aan.
En op die manier benut ik ook de uren tussen de eet-/drinkmomenten zeer effectief. Ik kan op dergelijke tijdloze dagen bergen verzetten. Tot mijn eigen verwondering vaak.
Nu ik het me meer bewust ben geworden verwondert het me minder en probeer ik het ook actief in te zetten, teneinde mijn natuurlijke ritme beter te gebruiken, waardoor ik minder overbelast raak bij de dingen die ik nu eenmaal moet doen.
Het leven wordt lichter als je meer in een flow kunt handelen en een flow ontstaat als je je eigen ritme kunt benutten.
Dat zie ik ook bij het thuis voor school werken dat mijn zoons zeer goed blijkt te bevallen. In hun eigen ritme voelen ze zich beduidend beter.

8. De wereld is minder belangrijk in mijn dagelijks bestaan dan de wereld me graag wil doen laten geloven. 
In mijn eigen kleine wereld kan ik overzien wat er gaande is en in de hand houden hoe een en ander verloopt. Ik kan me natuurlijk ook bezighouden met wat er in de grote wereld zoal gaande is en tot op zekere hoogte doe ik dat ook, maar het is veel minder noodzakelijk dan media wil doen laten geloven door hun nieuwsbombardementen via kranten, radio en televisie. Het lijkt alsof er nog maar 1 thema bestaat in deze periode, het thema 'corona' en alles hangt er ineens mee samen. Dat komt me niet over als relevant voor mijn dagelijkse leven en van lieverlee ging ik minder en minder luisteren naar wat de media me probeert bij te brengen. Wonderwel lukt het prima om toch op de hoogte te blijven van de belangrijkste zaken. Ik kan dus veel minder tijd besteden aan nieuws, dankzij de coronatijd en de obsessie daaromtrent die elk ander nieuwsfeit naar de achtergrond lijkt te verdringen, omdat het hoe dan ook op de een of andere wijze toch weer aan corona gelinkt lijkt te moeten kunnen worden.





woensdag 13 mei 2020

Voorlopige conclusies uit de coronatijd

Iedereen zal andere conclusies kunnen trekken uit deze coronatijd, aangezien we allemaal andere mensen zijn, met andere levenservaringen, in andere levensomstandigheden.
Toch wil ik iets van mijn voorlopige conclusies hier met jullie delen omdat het mogelijk ook raakt aan wat je zelf merkt. Wie weet verheldert het iets in je eigen bestaan.

1. Lege dagen in mijn agenda zijn broodnodig om me fit en gezond te voelen.
Gaandeweg kwam ik er de afgelopen tijd achter dat het uitermate heilzaam voor me is, noodzakelijk zelfs, om dagen in mijn agenda te hebben waarop er geen enkele opmerking genoteerd staat over die dag en er ook niet een vlugge (vergeten of nieuw bedachte) boodschap afgehandeld hoeft te worden.

Deze conclusie had ik ooit in mijn werkzame jaren ook al getrokken, maar ik had die conclusie altijd gekoppeld aan werkomstandigheden. Wat nieuw is is dat ik merk dat het voor mijn algehele welbevinden noodzakelijk is en dus evenzeer in mijn privé leven een aandachtspunt is als het al was in tijden van betaalde arbeid.

2. Intermenselijk contact via beeldbellen kan vervangend zijn voor face to face contact en indien dat niet mogelijk/wenselijk is is geschreven contact beter dan geen contact.
Ik had het bepaald niet verwacht, dat ik na een aantal weken beeldbellen met mijn therapeute tot de conclusie zou komen dat ik de reis naar en van haar werklocatie goed kan missen en uitstekend therapie kan volgen in mijn eigen vertrouwde omgeving. Sterker nog, dat ik daar eigenlijk meer baat bij blijk te hebben, omdat ik als het ware onmiddellijk kan implementeren wat we bespraken in dat wekelijkse uur.
Het is nu een meer in mijn bestaan geïntegreerd onderdeel van mijn leven en niet 'een klus om te klaren' of 'een opdracht om aan te voldoen'. Het is meer op mijn maat en passend in mijn behoeften.
Die positieve ervaring was zo positief dat ik een aanvankelijk uitgesteld kennismakingsgesprek met een nieuwe hulpverlener, dat door coronamaatregelen niet meer face to face kon plaatsvinden, alsnog heb afgesproken via een beeldbel-afspraak die ik dus eerder afgezegd had. Zo ontwikkel en groei ik naar nieuwe vormen van communicatie die ik zonder deze coronamaatregelen niet eens ontdekt zou hebben, omdat ik een weerzin ervoer bij bellen en ook bij bellen met beeld (vanuit de abusievelijke gedachte dat dat nog erger zou zijn dan bellen zonder beeld, het tegendeel bleek waar!).

3. Geluid put me dusdanig uit, dat ik zeer veel extra bijkomtijd nodig heb als er teveel geluid om me heen is (geweest) waar ik geen invloed op kan hebben. 
Door de stilte die aanvankelijk ontstond toen de intelligente lockdown startte, merkte ik al vrij snel dat ik veel meer energie had dan voorheen. Ik genoot van de rust en de leegte, van de stilte en de ruimte. Pas toen langzaam het normale leven weer opgepakt werd door velen, drong tot me door hoe weldadig ik de stilte had ervaren. En hoezeer de geluiden die weer om me heen waren me energie bleken te kosten. Geluiden zoals een brommende grasmaaier die echoot tussen de huizen in mijn dorp. Geluiden zoals een borende of zagende of anderszins klussende buur die ik niet kan zien, maar wel kan horen. Geluiden zoals spelende (gillende) kinderen die heen en weer rennen tussen verschillende speelplekken in het dorp. Geluiden die horen bij wonen en leven in een gemeenschap die bestaat uit meer mensen dan degenen die in je eigen huis verblijven en die me toch enorm blijken te storen in mijn dagelijks bestaan.
Ik ben me gaan realiseren dat stilte voor mij een nadrukkelijke levensbehoefte is. Waarbij stilte niet zeer letterlijk opgevat hoeft te worden, de zingende vogels in mijn tuin, de natuurgeluiden onderweg, ze blijken wel degelijk rustgevend en kalmerend te werken op mijn innerlijke zielerust. Het zijn de voortrazende auto's en de dreunende vrachtwagens en brommende motoren die de kalmerende geluiden onhoorbaar maken die de ervaring van stilte verbreken, keer op keer, en een innerlijke spanning teweegbrengen die ik me pas goed bewust werd door de toegenomen stilte.

4. Uit de vorige conclusie vloeit logischerwijze (voor mij) voort dat intermenselijk contact al snel belastend voor me is. Mensen maken geluid, mensen vermoeien. 
Wat me al vrij snel opviel in alle winkels waar ik kwam, of dat nu mijn vaste adressen waren of minder frequent bezochte, was het feit dat ik ineens de muziek die in die winkels gedraaid werd  goed kon horen. Zo luid kon horen dat ik me afvroeg of de winkeliers het volume omhoog gezet hadden. Langzaam drong tot me door dat het niet de muziek was die harder was gaan klinken, maar dat het de mensen waren die stiller geworden waren. Er was geen luidruchtig gesprek meer van elkaar toevallig tegenkomende buren. Er werd niets meer op luide toon gevraagd aan het aanwezige personeel. Er werd niet meer door de winkel gejoeld door jengelende kinderen (die kwamen er niet eens meer). Er was zelfs geen hoorbare groet meer tussen klanten die elkaar kenden.
Mensen bewogen zich omzichtiger dan ooit door de winkel en door dat voortdurende opletten bleek het ineens lastig tot onmogelijk om ook nog geluid te produceren door je stem daarvoor in te zetten. Een merkwaardig verschijnsel, dat me mijn eigen periodes van 'mutisme' ineens ook verhelderde. Ik ben als ik teveel energie kwijt ben aan 'het leven' ook weleens niet in staat om nog een mond open te doen. Mijn tong staakt dan, mijn stembanden weigeren dienst en mijn hersenen kunnen alleen nog vage dingen verzinnen die niets toevoegen aan welk gesprek dan ook. Als ik in die staat van zijn nog spreek is het puur op de automatische piloot en zijn het algemeenheden waar geen denkkracht voor nodig is. Pavlovreacties als het ware, volledig geautomatiseerde zinnen die passen in de gegeven context, maar inhoudelijk geen woord van betekenis vormen, laat staan iets te zeggen hebben.

Dat mensen in winkels zo stil bleven was een aangenaam verschijnsel. Ik vond ineens winkels weer plekken waar ik met plezier naar toe ging. Iedereen was zoals ik altijd ben in een winkel. Elkaar zo min mogelijk tot last zijnd en op zoek naar wat je nodig hebt en dan vlot het pand weer verlaten, na hooguit een klein praatje aan de kassa, wat vaak niet veel verder gaat dan opmerkingen over de te betalen bedragen en het al dan niet nodig hebben van een kassabon en spaarzegels.
Helaas went alles snel en begonnen na een paar weken mensen weer meer gespannen te manoeuvreren en elkaar boos toe te spreken als de ander niet vlot genoeg het pad vrijmaakte. De kalme rekening houdend met elkaar fase was weer voorbij en het gewone leven hernam haar loop. Mijn wereld werd weer ingekrompen, ook de winkels waren niet langer een oase van rust waar ik even kon vertoeven om iets anders te zien dan mijn eigen vier muren.


Tot zover deze eerste ronde van voorlopige conclusies.

dinsdag 5 mei 2020

Het geluk is met de dommen

Er bestaan uitdrukkingen en gezegden die me onbedoeld en ongemerkt gevormd hebben tot de persoon die ik geworden ben.
Van sommige uitdrukkingen en gezegden was ik me dat al langere tijd bewust. Van andere dringt het mondjesmaat door dat ook deze uitspraken me gevormd hebben en wellicht zelfs vervormd ten opzichte van wie ik in aanleg was toen ik het levenslicht voor het eerst mocht aanschouwen.

Een van de uidrukkingen die me nogal sterk gevormd blijkt te hebben is een combinatie van twee uitspraken. Enerzijds was er de veelvuldig gehoorde 'het geluk is met de dommen', die komisch bedoeld gebezigd werd als iemand een onverdiend gelukje meemaakte in een situatie die ook makkelijk heel anders af had kunnen lopen.
Zoiets als te laat de deur uit gaan om op tijd bij de bushalte te staan en dan toch de bus gewoon halen. In zo'n situatie klonk in mijn leven 'het geluk is met de dommen'.
Die uitspraak klonk dan ook vaak in verband met mijn jongere broer die het regelmatig presteerde om zijn eigen tijdsindeling hoger te achten dan de dienstregeling van de bussen waar hij gebruik van maakte en desondanks er zo goed als altijd toch in slaagde de gewenste bus te halen. Ik snapte in dat geval dat de uitdrukking grappig bedoeld was, want mijn broer was uitermate intelligent en absoluut niet dom.
De andere uitdrukking die een rol ging spelen in mijn leven was de uitspraak 'only the good die young' (oorspronkelijk een latijnse uitspraak 'quem di diligunt adolescens moritur' 'wie de goden liefhebben sterven jong'). Dat het ook een popsong was maakte de uitspraak tot een soort muziekje in mijn hoofd.
Toen in 1996 mijn zeer intelligente broer stierf kwam die tekst regelmatig in mijn hoofd tevoorschijn.
Een logisch gevolg van het feit dat zijn dood duidelijk voortijdig genoemd kon worden, hij was jong, en geliefd bij velen, dus viel exact in de categorie waar de uitspraak over ging. De oorspronkelijke tekst was bedoeld als een soort van verzachting voor het feit dat een dierbare al op jonge leeftijd gemist moet worden. Het werkte in mijn hoofd echter op een andere wijze. Het begon een stuk van mijn zelfbeeld te overschrijven. Want als de goeden jong sterven betekende dat natuurlijk dat mijn doorleven bewijs was dat ik niet behoorde tot de goeden.
En omdat ik zeer regelmatig geluk had in het leven ging ik die gedachte onbewust en onbedoeld verbinden met de uitspraak 'het geluk is met de dommen'. Een rampscenario ontrolde zich, zonder dat ik het besefte.
Ik werd de domme die altijd geluk had, maar die niet goed was, omdat ze nog in leven was en goeden horen jong te sterven en mijn slimme broer had weliswaar geluk gehad in het bestaan, maar was toch door zijn dood wel een enorme pechvogel geworden en kon niet meer gerekend worden onder de uitspraak 'het geluk is met de dommen'.

Mijn hoofd kolkte en kronkelde en kwam tot de briljante conclusie dat ik dom was dat ik nog leefde en dat ik beter het moede hoofd teneer kon leggen, maar daar vooral niet al te lang mee zou moeten wachten omdat ik anders zeker niet meer mezelf 'goed' zou kunnen maken door jong te sterven. Een depressie werd geboren.

Hoewel de depressie al vele jaren achter me ligt werd me onlangs weer eens helder dat ik dat zelfbeeld dat ik toen ging vormen nog bepaald niet losgelaten heb.
Nu mijn verjaardag nadert, die waarop ik definitief niet meer kan doen alsof ik tot de jongeren behoor, voel ik me veroordeeld tot het leven als volwassene. Een leven dat nooit meer goed kan komen door jong te sterven. Ik heb het geluk dat ik nog leef. En geluk hebben is behoren tot de dommen. En dus ben ik dom dat ik nog leef.
De gedachte openbaarde zich en omdat ik momenteel niet in een depressie verkeer was ik in staat tot analyseren van de bron van deze denklijn.
En ik ben er uit. Getuige bovenstaande.
En ik vind dat best wel slim van mezelf, al zeg ik het zelf.

Mijn hersenen doen hun werk nog naar behoren, ze laten me inzien dat wat ik denk niet altijd logisch samenhangend is en derhalve goed onder de loep genomen dient te worden.
Mijn letterlijke neigingen nekken me nog eens. Zoals ze dat indertijd mijn oh zo slimme broer ook deden. Hij is er in gebleven. Had niet het geluk dat hij de levenswijsheid kon verwerven die leven na de dood van een dierbare cadeau doet aan de voortlevende. Zijn bestaan brak voortijdig af. Hij kan er niet meer over nadenken.
Dankzij hem kan ik er echter goed over voordenken en tussendenken en aan terugdenken en over nadenken en mijn gedachten over laten gaan.

Soms is het geluk met de dommen.
Maar dat kan ook bewijs zijn dat ze slimmer zijn dan ze zelf zich bewust waren!