dinsdag 14 september 2021

VR of visuele rompslomp?

 'Stroop, vlokken, chocopasta, hagelslag, puur, speculoos.' Zomaar wat woorden die ik zag toen ik een keukenkastje opende om te bedenken wat ik op mijn brood zou doen vanmorgen. 
Bij stroop zag ik in gedachten een bruine plakkerige massa die mierzoet is en ik besloot dat niet te kiezen. Bij vlokken kwam het beeld van bruine chocoladeplakjes naar boven en het gaf me een vrolijk gevoel omdat ik vlokken ook altijd associeer met onverwachte sneeuwbuien, zoals je die in je kindertijd bij hoge uitzondering weleens zag verschijnen als je binnen, in een schoolklas gebogen over je werk, even opkeek omdat de lichtval veranderd was. 
Bij chocopasta zag ik een bruinige smeerbare substantie in mijn hoofd en proefde op mijn tong al bijna de chocoladesmaak. 
Bij hagelslag kwam een beeld van regen naar boven, een oude reclame die ik als kind al zag, waarin 'het hagelt' geklonken had en getekende kinderen onder een grote paraplu bedolven werden onder de hagelslag die uit de lucht viel als was het regen. Het maakte me vrolijk, tot ik het woord puur zag en de ietwat bittere smaak op mijn tong voelde verschijnen. 
Bij speculoos was het vooral de smaak die in me opkwam, uitgesmeerde speculaaskoekjes zoals mijn moeder ze altijd op witbrood deed, de avond voordat we ze zouden eten, opdat ze zacht waren geworden en versmolten met het brood in je mond. Een aangenaam gevoel, maar voor dit moment wat plakkerig, bedacht ik me. 

Zes woorden waren het, die ik zag, zes woorden die werelden voor me bleken te openen en me hielpen om een keuze te maken voor op mijn brood. 
Het werden dit keer de vlokken. Ongetwijfeld geen verrassing meer voor de oplettende lezer van deze tekst. 

Dit alles kwam in me op toen ik vanmorgen las over de plannen van ene 'suikerberg' (zoals mijn geliefde hem altijd aanduidde, wat strikt genomen slechts een weergave van zijn naam is) om het internet nog 'echter' te gaan maken door intensiever gebruik te gaan maken van VR. Virtual reality. Een term die iets oproept dat ik in mijn beleving makkelijk missen kan. Sterker nog, waarvan ik me afvraag wat de toegevoegde waarde ervan is. 
Let wel, ik kan me genoeg situaties indenken waarbij het een uitstekende manier van visualiseren is. Voor mensen die geen beeldend brein hebben misschien zelfs de enige wijze waarop ze in staat zijn te visualiseren. 
Stel je maar eens voor vanuit een blauwdruk voor een gebouw hoe dat gebouw er uit ziet. Dat lukt amper. Zet je daarentegen een VR bril op en je kunt ineens door alle ruimtes van het gebouw wandelen met het gevoel dat je er middenin staat. 
Dit heb ik overigens van horen zeggen, tot op heden moet ik het doen met andermans ervaringen op dit punt. 

Mijn bezwaren tegen virtuele werelden bewust gaan creĆ«ren is een dieper liggend  bezwaar. En om dat goed uiteen te zetten moet ik mijn (overleden) blinde vader weer opvoeren. 
Mijn vader was een kei in verhalen vertellen. Als kind heb ik daardoor kennisgemaakt met een echte reus en ook een ridder. Ik zag ze in mijn hoofd verschijnen als mijn vader over hen vertelde. Het waren vage schimmige beelden, een heel grote persoon die boven alles en iedereen uittorende en een persoon in een ijzeren harnas. De avonturen die ze beleefden zag ik in mijn hoofd voor me. De werelden waarin ze zich bewogen verschenen zodra mijn vader ze daarin plaatste met zijn verhaal. Meer dan hij me aanreikte had ik niet, maar het was alsof ik ronddwaalde in een wereld die helemaal echt was. 
Kinderen hebben dat vermogen. Lekker wegduiken in een verzonnen wereld. 
En dat vermogen is onderdeel van de menselijke creativiteit. Wie in staat is het niet weg te filteren, maar vast te houden, kan ook op volwassen leeftijd nog hele werelden oproepen, puur door een woord te lezen of te horen. Het is de basis voor het ontstaan van films, maar leidt ook tot onverwachte oplossingen voor ingewikkelde problemen. Als je dingen 'voor je kunt zien' snap je beter waar je een oplossing vinden kunt. 
Vergelijk het maar met verhuizen naar een ander huis. De meubels die hun plek gevonden hadden in je huidige huis kun je door uittesten een goede plek geven in je nieuwe huis, maar als je een groot beeldend vermogen hebt (je kinderfantasiewereld nog kunt benutten) kun je al vantevoren een indeling maken en je voorstellen hoe in je nieuwe huis je bestaande meubilair wel of niet een geschikte plek zal kunnen krijgen. 
Dat we tegenwoordig in woonprogramma's meer en meer 3D animaties zien verschijnen geeft aan dat het niet (meer?) vanzelfspreekt dat mensen dat vermogen bezitten. Er zijn hulpmiddelen nodig om ons voor te kunnen stellen hoe een nieuwe situatie worden zal. 

Waar het aan de ene kant dus zeker een praktisch nut heeft, VR, is er aan de andere kant ook een zorgelijke kant aan, in mijn ogen. 
De wereld waarin we leven aanvullen met een virtuele wereld gebeurde in mijn kindertijd als vorm van ontspanning en was een zeldzaam extra in mijn bestaan. Meestal ging alles gewoon zijn gangetje en deden we allemaal de dingen die nu eenmaal gedaan moesten worden. Maar soms was er dan ineens ruimte voor echte ontspanning en dan kwamen de verhalen los. Verhalen vertellen die beelden opriepen in mijn hoofd was iets voor speciale gelegenheden. Vaak tijdens vakanties ging mijn vader in de vertelstand. 
En door het hele jaar heen behielp ik mijzelf door de bibliotheek leeg te lezen. Letters uit boeken om te zetten in fantasiebeelden in mijn hoofd. 
Toen ik later verfilmde versies zag van boeken die ik gelezen had was ik soms teleurgesteld over de gewoonheid van de filmbeelden. Het boek had in mijn hoofd veel mooiere en meer bijzondere werelden tevoorschijn getoverd. 
Waren de makers van de film minder fantasierijk dan ik? Hadden ze hun innerlijke kind verder weggestopt? Of was dit gewoon hun versie van wat de letters opgeroepen hadden? 

Voor mij bevatten letters altijd meer dan de letters. Letters zijn tekens die verwijzen naar werelden achter de letters. Zoals een kaart ook niet het landschap is. Zoals bladmuziek ook niet het concert is. Zoals een foto ook niet het samenzijn is. 
En dat ik in deze drie korte zinnen een landschap, een concert en een ontmoeting tevoorschijn kan toveren lukt alleen maar omdat de lezer dat nu voor zich ziet. Ziet de lezer niets verschijnen, dan hebben we blijkbaar een verschillende toon gehoord in de klanken die ik noteerde. 
Wat met letters gebeurt, hier en nu, gebeurt ook met beelden. Het lastige is echter dat interpretatie van beelden door de meeste mensen anders ervaren wordt dan interpretatie van letters. 

Als ik een foto van een huis zie dat ik nog niet ken, gaat mijn hoofd van alles doen om dat eendimensionale beeld om te zetten in een virtuele wereld waarin ik me voor kan stellen hoe dat huis er globaal van binnen uitziet. 
Als iemand anders diezelfde foto ziet kan het zijn dat er een associatie loskomt die samenhangt met mensen die in een dergelijk huis wonen en waar diegene een gedachte bij heeft. 
Als weer iemand anders de foto opmerkt kan het zijn dat deze persoon een oude herinnering voelt opkomen doordat iets in de afbeelding die herinnering tevoorschijn haalde. 
Dezelfde foto, drie andere manieren van kijken en ervaren en voelen. 
Toch zullen we vinden dat we hetzelfde huis gezien hebben dankzij de foto. En dat is dus nog maar zeer de vraag. 

Als we zo'n ervaring met tekst hebben realiseren we ons meestal relatief snel dat in de communicatie dingen gebeurden die we niet voorzien hadden en kunnen we dat aan elkaar vertellen. 
Bij beeldmateriaal ligt dat veel complexer. Dan hebben we veel meer tekst nodig om elkaar uit te duiden wat er nu zo anders was aan onze waarneming. Als we al door hebben dat we anders aan het waarnemen zijn. 

Woorden hebben een hoog abstractiegehalte en zijn juist daardoor neutraal in hun bestaan en in staat om ons te helpen elkaar goed te verstaan en te begrijpen en aan te voelen en te snappen. Beelden wekken de illusie dat ze daar ook toe in staat zijn. Maar beelden zijn veel concreter en daarmee minder veelduidig inzetbaar. 

De substantie stroop voor je zien roept iets anders op dan het woord op je netvlies zien verschijnen (ik denk nu bijvoorbeeld aan de boterhammen die we dan 'omgekeerd besmeerden', eerst een laagje stroop en dan pas boter, een lekkernij die voortkwam uit een oorspronkelijke vergissing). De vlokken op een boterham zien liggen roept iets anders op dan de woorden lezen (het pavloveffect van speekselvorming ontstaat hoogst zelden puur door de woorden). 

Taal kan allerlei vormen aannemen, maar als we van schrijftaal naar beeldtaal gaan is het noodzakelijk dat we ons goed gaan realiseren dat we met alle rijkdom die dat oplevert ook een stuk armoede naar binnen zouden kunnen halen. Geestelijke armoede. Omdat het dan anderen zijn die onze letters inzetten. En dan kunnen onze boeken ineens films blijken geworden te zijn die ons teleurstellen. 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten